4. God plaatste de mens in het paradijs

Waarschijnlijk was het paradijs een beschermd gedeelte. Een afgebakend stukje op die grote wereld.
God plaatste de mens daarin (Gen. 2:8).
Dit terwijl de mens de opdracht mee kreeg om over de hele aarde te heersen (Gen. 1:28).
Het paradijs leek een soort thuisbasis voor de mens.

 

Als we mogen veronderstellen dat Adam als een 12-jarige is geschapen, dan gaat dit beeld nog meer spreken. Want een 12-jarige stuur je niet de wijde wereld in.
Als Adam en Eva beiden geschapen zijn als 12-jarigen, dan is het aannemelijk dat ze niet direct geslachtsgemeenschap met elkaar gezocht hebben.
Zo beleven kleine kinderen dat.
Dus geestelijk waren Adam en Eva er nog niet aan toe om aan kinderen te denken.

 

In het midden van het paradijs stonden twee bomen: de levensboom en de boom van kennis van goed en kwaad (Gen. 2:9). God had nu de mens verboden om de vruchten van de boom van kennis van goed en kwaad te eten (Gen. 2:16). Het wonderlijke gesprek tussen de slang met Eva bevestigde dat nog eens (Gen. 3:1-5).
Dus God had duidelijk de mens verboden om van die boom te eten.
Waarom?
Dit is een vraag die mensen blijft bezighouden.

 

Laten we die vraag parkeren, om eerst na te denken over de levensboom.
Want over die levensboom is meer te vertellen. Die komt driemaal terug in Openbaringen:

  1. Wie overwint zal ik laten eten van de levensboom die in Gods paradijs staat' (Openb. 2:7)
  2. In het midden van het plein van de stad en aan weerskanten van de rivier stond een levensboom, die twaalf vruchten gaf, elke maand zijn eigen vrucht. De bladeren van de boom brachten de volken genezing (Openb. 22:2).
  3. Gelukkig zijn zij die hun kleren wassen: zij kunnen over de levensboom beschikken en zullen de stad door de poorten binnengaan (Openb. 22:14).

 

De levensboom is in ieder geval een heel bijzondere boom. Zijn vruchten hebben meer kracht dan welke andere boom dan ook. In Genesis wordt deze boom als eerste genoemd. Pas daarna wordt de boom van kennis van goed en kwaad genoemd.
Van alle bomen mocht de mens eten, dus ook van de levensboom.
Alleen van de boom van kennis van goed en kwaad, moest hij afblijven (Gen. 2:16).
Uit Openbaringen kunnen we opmaken dat de levensboom genezing brengt. Maar eigenlijk is dat in het paradijs niet nodig. Want daar is toch geen ziekte?
Of is dit een te romantisch beeld?

 

We weten dat Adam en Eva niet immuun waren voor verleiding.
Waren ze dan wel immuun voor ziekte?
Geest en lichaam zijn één. Geest en lichaam beïnvloeden elkaar.
God schiep de mens niet als een stok of een blok. Niet als een robot.
God schiep de mens kwetsbaar. In staat om te vallen en te zondigen. In een staat waarin hij zijn benen kon breken. Of niet?
Uiteraard was er geen ziekte tot de dood. Er waren helende vruchten. De levensboom overtrof al de andere bomen. Het eten van zijn vrucht brengt genezing. (Om het even in computertermen te zeggen: door het eten van de vrucht krijgt het hele systeem een herstart)

 

Laten we naar Jezus kijken om dit beeld scherper te krijgen.
Was Jezus immuun voor ziekte?
Jezus kon iedereen genezen, dus ook Zichzelf.
Dus in feite is het een zinloze vraag. Maar laten we deze gedachte-exercitie vervolgen.
Jezus was volkomen mens, uitgenomen de zonde.
Tijdens de verzoekingen in de woestijn kreeg Hij echt honger en dorst.
Met één machtswoord zou Hij midden in de woestijn een uitgebreid diner voor Zichzelf kunnen klaarmaken. Maar juist dat deed Hij niet. Dat zou niet passen in de opdracht die Hij had te vervullen. Jezus heeft onze ziekten op zich genomen.
Waarschijnlijk is Jezus, hoewel we er niets over lezen, ook wel eens ziek geweest.
Maar Hij heeft Zijn scheppingsgaven gebruikt om Zichzelf te genezen. Wat de tweede Adam deed, kon de eerste Adam ook.
Maar daarenboven kon de eerste Adam nog de vrucht van de levensboom plukken.

 

Waarschijnlijk heeft de levensboom nog een andere functie gehad, en wel om de mens na verloop van tijd een verheerlijkt lichaam te geven. Maar dit idee laten we liggen.

 

De levensboom was een liefdesgeschenk van God. God is de bron van alle liefde.
Dus het is eigenlijk onvoorstelbaar dat de boom van kennis van goed en kwaad een valstrik zou zijn.
Ook de boom van kennis van goed en kwaad moet een liefdesgeschenk van God zijn geweest.
Alleen wel een liefdesgeschenk waar Adam en Eva 'voorlopig' niet aan mochten komen.
Gods eis stelde de mens wel degelijk op de proef. Want die mooie vrucht was voor later bestemd.
Welke uitwerking zou die vrucht gehad kunnen hebben?
Na het eten van die vrucht merkten Adam en Eva dat ze naakt waren (Gen.3:7).
Kennelijk bracht het eten van die vrucht 'seksuele gevoelens' naar boven.
Gevoelens die bij volwassenen passen.
We lezen dat Adam en Eva vijgenbladen aan elkaar regen en daarvan lendenschorten maakten (Gen.3:7).
Maar even later zien we dat God van dierenvellen kleren voor Adam en Eva maakte en hen die aantrok (Gen.3:21).
Kennelijk was het goed dat de mens zich voortaan aankleedde om schaamte te bedekken.

 

Uit dit verhaal is op te maken dat Adam en Eva vooruitgegrepen hebben op iets wat God voor later bestemd had. Met een seksuele relatie moet je wachten totdat je er aan toe bent. Eerst moet je volwassen zijn, en pas daarna mag je je als volwassene gaan gedragen.

Eerder heb ik al de veronderstelling geponeerd dat Adam en Eva als 12-jarigen zijn geschapen.
Uitgaande van die aanname is het idee, dat Adam en Eva vooruit gegrepen hebben, pas goed te plaatsen als aannemelijk te maken is dat ze bij de zondeval nog niet volwassen waren.

 

> Naar hoofdstuk 5: God wandelde mogelijk 'miljoenen' jaren met de mens.