11. Dood in (?) en buiten het paradijs

God is goed.
Hij is de bron, de oorsprong van al het goede.
In Hem is geen enkel kwaad.

 

Voor de zondeval was er geen kwaad in de wereld.
Toch wordt er in de paradijsthese vanuit gegaan dat planten en dieren doodgingen.
De gevonden fossielen zouden dat bewijzen.
Dit gegeven krijgt vervolgens een plaats in de paradijsthese.
Het idyllische beeld van het paradijs wordt daardoor grondig verstoord.

 

Velen projecteren het beeld dat we hebben van de nieuwe wereld terug.
Op de nieuwe wereld immers ligt de leeuw naast het lam (Jes. 11).
Kennelijk was dat in het paradijs ook al zo, want alles wordt immers hersteld.
Het beeld van het aanstaande paradijs zegt veel over het paradijs dat verloren ging.
Of niet?

 

Iedereen die een 'stukje' evolutie denkt te kunnen combineren met het geopenbaarde Woord,
komt voor 'moeilijke' vragen te staan.
Planten sterven af, dieren gaan dood. Het ene beest verslindt het andere.
Vogels vangen vleermuizen. Walvissen pakken in een enkele hap een schol vissen.
God schiep zeemonsters.
Hoe is dit te rijmen?
Een leeuw verscheurt een lam.
Heeft God dit voor de zondeval kunnen toestaan?

 

De paradijsthese is een eenvoudig idee.
Het paradijs heeft x jaar bestaan, en binnen het paradijs was het leven anders dan er buiten.
Met name buiten het paradijs was de wereld woest; planten en dieren gingen dood.
Dit beeld roept vragen op!
Kun je dan nog wel zeggen dat de wereld goed geschapen is?
Klopt het dan nog wel dat God enkel goed is?
Of past al het beestachtige en al het verderf in Gods plan?
Komt dit kwade, zoals wij dat kwalificeren, van God?

 

Al deze vragen doen afbreuk aan het idee van de paradijsthese.
Zo is het vis noch vlees.
Vandaar dat ik al die opkomende vragen serieus wil overdenken en in het licht van de Bijbel wil beantwoorden.

 

De volgende punten wil ik bij langs gaan:

11.1. De geest gaat de dood voorbij.

11.2.. Omslag door de zondeval.

11.3. Met Nieuwtestamentische ogen kijken.

11.4. Schepping in het perspectief van de eeuwigheid.

11.1. De geest gaat de dood voorbij

De geest woont in het lichaam.
De geest heeft eeuwigheidswaarde.
God blies de mens de levensadem in (Gen. 2:7)
God zelf gaf de mens een geest mee.

 

Zelfs wetenschappers onderkennen dat de mens een geest heeft.
Veel onderzoek heeft tot dit inzicht geleid.
Vooral onderzoekingen naar de bijna-doodervaringen.
(Zie "Feiten genoeg .. " van Lee Strobel, hoofdstuk 10)

 

Verondersteld mag worden dat ook dieren een geest bezitten. Weliswaar een veel minder gecompliceerde geest dan de mens, maar toch ... . Dieren hebben een geest die al naargelang het dier meer of minder complex is.

 

Het lichaam is als het ware het voertuig van de geest.
Als een voertuig total loss raakt, maar alle inzittenden komen er ongeschonden uit, dan is iedereen opgelucht. Een auto is immers te vervangen. Maar wat met de inzittenden gebeurt, is veel belangrijker. Menselijk leven is kostbaar.

 

Is de verhouding tussen 'geest en lichaam' te vergelijken met het zojuist geschetste beeld 'bestuurder en auto'?
Ofwel, vergaat bij het sterven het lichaam tot stof en komt de geest er ongeschonden uit?

 

Ontsnapt de geest aan de dood?
Gaat de geest de dood voorbij?
Komt de geest veilig aan?
Komt de geest in de hemel?

 

Randy Alcorn veronderstelt dat alle dieren, waarmee een mens een relatie kan aangaan, in de hemel komen. (Zie zijn boek 'Hoe zal het in de hemel zijn?')
Dat vind ik een mooi idee.
Door C.S. Lewis heb ik leren zien dat we de pracht, heerlijkheid en grootheid van de hemel altijd te klein inschatten. De hemel zal altijd veel mooier, completer en heerlijker zijn dan dat we ons nu kunnen voorstellen.
Gezien het gegeven dat we geneigd zijn te klein van God te denken, wil ik een poging doen om dit te vermijden. Vandaar de volgende stelling:
'Alle dieren met een geest, die voor de zondeval hebben geleefd, zijn in de hemel'

 

Deze stelling vloeit voort uit het harde gegeven dat God alles zeer goed geschapen heeft.
Om met de paradijsthese in lijn te blijven met dit gegeven, moeten we hoe dan ook ervan uitgaan dat voor de zondeval alles zeer goed was. Ook het doodgaan van dieren was toen zeer goed.

 

Ik veronderstel dat het instinct bij dieren voor de zondeval perfect was. Zo perfect, dat de geest vlak voor het doodgaan het lichaam pijnloos verliet, en in een hogere en betere leefomgeving belandde.
Dus als een leeuw een zebra verscheurde, dan gebeurde dat voor de zondeval pijnloos, omdat de geest van de zebra een kort moment voor de eindaanval het lichaam verlaten had.

 

God heeft de roofdieren geschapen.
In de Bijbel staat dat God aan de dieren het gras en de planten tot voedsel heeft gegeven. (Gen. 1:30)
Als we de hele voedselketen in ogenschouw nemen, dan klopt dit. Want de kleinste dieren die door de grotere opgegeten worden, leven van plantaardig voedsel. Uiteindelijk leeft elk dier, omdat God alles wat groen is laat groeien, zo bij de gratie van God.

 

Daarom hoeft het ons niet te verwonderen dat tijdens het paradijstijdperk roofdieren de populatie aan dieren in een prachtig evenwicht hield. Het was zelfs zeer goed.

 

Een kudde olifanten wil je niet graag in je tuin hebben. We lezen dat Adam en Eva de tuin moesten bewaken (Gen. 2:15). Het lijkt mij dat de mens zo'n kudde olifanten buiten het paradijs hield.

 

Als we aannemen dat het paradijstijdperk vele jaren heeft geduurd, dan is het goed voorstelbaar dat er toen micro-evolutie heeft plaatsgevonden. Dit mee omdat de omstandigheden buiten het paradijs aan verandering onderhevig waren.

 

Ik denk dat God na de zes scheppingsdagen een proces in gang heeft gezet. Een proces waarin de mens, als beheerder, een plaats heeft gehad. Een proces vol veranderingen; diersoorten die elkaar opvolgden, continenten die verschoven en vulkanen die zo nu en dan tot een uitbarsting kwamen.

 

In het boek 'Feiten genoeg...' beschrijft Lee Strobel op indrukwekkende wijze de unieke plaats die de wereld in het universum inneemt. Planeten beschermen grotendeels de aarde tegen inslagen van meteorieten.
De maan stimuleert het leven als veroorzaker van eb en vloed en als aanjager van golfstromen.
De schepping bruist van het leven. Geweldig.

 

De keerzijde van dit bruisende leven op onze planeet is dat het niet overal veilig zal zijn geweest.
Een vulkaanuitbarsting werkt immers verwoestend.
Een inslag van een meteoriet zal grote gevolgen hebben gehad.
Maar hoe groot, wie zal het zeggen.

 

Verondersteld mag worden dat het paradijs een veilige plek op aarde zal zijn geweest.
Beschermd tegen meteorietinslagen en aardbevingen.
Het paradijs was een vredige tuin in een gistende wereld.
Daar wandelde de mens met God.
God vertelde, zo stel ik mij dat voor, Adam en Eva over een aanstaande vulkaanuitbarsting.
Adam en Eva gingen kijken. Ze bleven op veilige afstand.
Ze zagen eerst alle dieren wegvluchten, eerst de snelste en daarna de andere.
Ze hoorden geluiden vanuit de diepten van de aarde, daarna zagen ze de overweldigende uitbarsting met daarachter aankomend enorme lavastromen. Prachtig, zo'n vuurwerk.

 

Wij beleven vulkaanuitbarstingen als catastrofes.
Van een veilige afstand is het mooi om naar te kijken, maar er is een verschrikkelijke keerzijde.
Was die keerzijde er tijdens het paradijstijdperk dan niet?
Ik denk het niet: zo'n vulkaanuitbarsting kondigde zich op tijd aan, zodat de meeste dieren op tijd weg konden komen. Al die dieren waarbij het instinct, toen nog onaangetast door de zonde, op tijd het signaal gaf dat ze weg moesten wezen.
Sommige dieren lukte het waarschijnlijk niet om op tijd weg te komen, maar net voordat de lavastroom hen inhaalde, verliet hun geest het lichaam. Pijnloos gingen die dieren ten onder.
Hun lichaam verdween in de lavastroom, maar hun geest steeg op naar Gods domein.

 

Als God zegt dat voor de zondeval alles goed was, dan was het ook zo.
Dus als het fossielenarchief aangeeft dat dieren dood gingen, continenten verschoven en de aarde door vloedstromen gemodelleerd werd, dan hoeft dat geen probleem te zijn als we Gods liefdevolle handen daarin mogen opmerken. God werkte doelbewust aan de verdere uitbouw van Zijn schepping en alle dieren - die een geest hebben - ontwikkelden zich door wat ze meemaakten, en bij hun dood steeg hun geest naar boven.

11.2. Omslag door de zondeval

Door de zonde trok de mens de 'wereld' in zijn val mee.
De mens was gewaarschuwd: als hij van de boom van goed en kwaad zou eten, dan zou hij sterven (Gen. 3:3)
Direct na de val sprak God, de HEER, tot de vrouw en zei:

    'Je zwangerschap maak ik tot een zware last,
    zwoegen zul je als je baart.
    Je zult je man begeren,
    en hij zal over je heersen (Gen. 3:16)'.

 

Tegen de mens zei Hij:

    'Je hebt geluisterd naar je vrouw,
    gegeten van de boom die Ik je had verboden.
    Vervloekt is de akker om wat jij hebt gedaan, zwoegen zul je om ervan te eten,
    je hele leven lang.
    Dorens en distels zullen er groeien,
    toch moet je van zijn gewassen leven. Zweten zul je voor je brood,
    totdat je terugkeert tot de aarde, waaruit je bent genomen;
    stof ben je, tot stof keer je terug (Gen. 3:17-19) .

 

Inmiddels weten we dat Adam na de zondeval nog 930 jaar leefde.
God toonde Zich direct lankmoedig en barmhartig.
Immers de voorzegde straf, het sterven, werd niet direct voltrokken.
Maar het leven veranderde wel ingrijpend.
Er vond een hele omslag plaats.
Maar wel geleidelijk en gevarieerd.
Dat is te zien aan de levensjaren die Adam en zijn nakomelingen hebben ontvangen.
Dat is ook te zien in verschillen tussen zwangerschappen; vaak inderdaad een zware last, maar ook wel licht en zonder complicaties.
Zo lijkt God vanaf het begin Zijn voorzegde straf te nuanceren.
Als een Vader bestraft Hij zijn kinderen, mild en barmhartig.

 

Vandaar dat de omslag wel eens minder groot kan zijn geweest dan we vaak aannemen.
God trekt Zijn zegende hand weliswaar iets terug, als straf.
Maar wel als straf in pedagogische zin.
Gods liefde en barmhartigheid gaan nooit helemaal schuil achter de straf.
God straft niet 'massief', zodat er geen lichtpuntjes meer te zien zijn.

 

Laten we eerst naar die lichtpuntjes kijken:

  1. Henoch wandelde met God, en wandelde aan het einde van zijn leven zo met God de hemel in (Gen. 5:24). Ook Noach, Job en Melchizedech toonden zich 'rechtvaardig'. Zij waren uitzonderingen, maar toch ... .
  2. Niet voor elke vrouw is de bevalling een zware last.
  3. Niet elke akker zit vol dorens en distels; met de huidige landbouwtechnieken is het goed boeren. Vooral bij het 'biologisch' boeren valt het 'goede' extra op wat in de schepping is overgebleven.

 

Kortom, Gods vloek na de zondeval is niet massief en allesomvattend.
God trekt weliswaar zijn zegenende handen iets terug, maar dat overwegend met het pedagogische doel om de mens te laten weten dat hij afhankelijk van Hem is.

 

God vervloekte de aarde; de hele wereld kwam onder Gods vloek te liggen; zo dacht ik vroeger.
Bij het lezen van de NBV kwam ik tot een ander inzicht.
God vervloekte slechts de akker; dorens en distels zullen er groeien.
Sommigen menen dat God na de zondeval dorens en distels heeft geschapen om daarmee deze straf te voltrekken. Ik veronderstel echter dat er altijd al dorens en distels zijn geweest. Alleen de verspreiding van hun zaden ging voor de zondeval 'gecoördineerd'. Hun zaad kwam alleen terecht op plekken die God daarvoor bestemd had.
Na de zondeval haalde God Zijn sturende hand in dit opzicht weg. Vanaf dat moment blies de wind deze zaden ook in de richting van de akkers; en ook de insecten namen de zaden mee naar plaatsen waar ze de mens tot een last waren.

 

Na de zondeval veranderde de mens. Kaïn sloeg Abel dood; en de verdere geschiedenis laat een snelle neergang zien. De erfzonde vrat door. Vanaf de zondeval degenereerde de mens.
Ook de dieren veranderden na de zondeval. Misschien wel het meest door het gedrag van de mens.
Waren voor de zondeval alle roofdieren perfecte geïnstrueerde faunabeheerders, na de zondeval verwilderden alle dieren.
Doodde een leeuw voor de zondeval zijn prooi in één enkele slag, na de zondeval mislukte dat steeds meer. De leeuw ging dieren aanvallen die eigenlijk te groot voor hem waren; en hij ging zelfs hulpeloze jonge dieren in het bijzijn van hun moeder aanvallen. Iets wat voor de zondeval ondenkbaar was.

 

Door verandering van het leefklimaat mag verondersteld worden dat de micro-evolutie gewoon verder ging. Echter ook de degeneratie trof na de zondeval alle dieren.

 

Tijdens de schepping waren op de vierde dag de seizoenen ingesteld. De aarde verschoot periodiek van kleur. Voor de zondeval verliep dat perfect. Na de zondeval raakte dit proces ontregeld.

 

Voor de zondeval was alles perfect. Als dieren dood gingen, gingen zij pijnloos dood. Meestal in hun slaap. Soms voelen dieren nu nog scherp aan dat zij gaan sterven, en zoeken instinctmatig een plek die daarvoor geschikt is. Voor de zondeval was dat instinct nog veel scherper.
Zoals al eerder betoogd, zal ook het roofdier voor de zondeval zijn prooi pijnloos hebben weten te doden.
Ik veronderstel dat God de geesten van alle gestorven dieren tot zich heeft genomen, zodat er absoluut geen sprake geweest kan zijn van verspilling.
God werkt planmatig, en ook de fase voor de zondeval is een fase geweest die een uitwerking krijgt op de nieuwe hemel en aarde. Adam en Eva zullen dan alle dieren herkennen en strelen die ze in het paradijs om zich heen hadden. Al de dieren die zij hun oorspronkelijke naam gaven, zullen zij dan opnieuw zien. Maar daarover later verder.

11.3. Met Nieuwtestamentische ogen kijken

Wie kijkt naar het kruis leert met twee ogen te kijken.
Je ziet de grootste vernedering ooit, en tegelijk zie je de grootste overwinning ooit.
Christus droeg de helse straf en behaalde daarmee zijn grootste triomf.
Na uren dikke duisternis klonk de alle komende eeuwen trotserende uitroep:
"Het is volbracht" (Joh. 19:30).

 

Wie bij het kruis met twee ogen leert kijken, zal gemakkelijk met twee ogen kunnen terugkijken en vooruitkijken. Al het erge wordt dan minder erg. Al Gods handelen krijgt nieuw perspectief.
Laten we terugkijken naar enkele vreselijke gebeurtenissen:

  1. De zondvloed, waarbij waarschijnlijk miljoenen mensen om het leven zijn gekomen.
  2. De uitroeiing van vele volkeren tijdens Israëls intocht in het beloofde land.
  3. De zes miljoen joden die in concentratiekampen zijn omgebracht.

 

Wat verandert het kruis aan dergelijke gebeurtenissen?
Wat betekent het dat Christus de vloek heeft gedragen?

 

Zonder iets af te willen doen van het vreselijke van al de gruwelijkheden die hebben plaatsgevonden, wil ik enkele stappen zetten richting het toekomstige leven. (Zie ook paragraaf 19.9)
Dit omdat Christus, ook met terugwerkende kracht, de dood heeft overwonnen.
Al eerder zagen we dat de mens eeuwigheidswaarde heeft.
Na de dood leeft zijn geest verder, en op een gegeven moment zal deze geest opnieuw bekleed worden met een nieuw lichaam. In principe heeft iedereen, of je het weten wil of niet, dit perspectief.
God heeft namelijk met iedereen een plan.
Hij wil niet dat er ook maar één leven verspild wordt.

 

Door de zondeval dreigde dit toch te gebeuren.
Maar God had ook dit scenario voorzien.
Hij koos een grandioze uitweg.
Met de moederbelofte liet Hij die direct aan Adam en Eva weten.

 

De dood is een doorgang geworden naar het toekomstige leven.
Een toekomstig leven dat zich na de huidige bedeling zal afspelen op de nieuwe hemel en aarde, dan wel in de hel.
God zal ieder rechtvaardig oordelen, en afhankelijk van dat oordeel zal het toekomstige leven een invulling krijgen.
Velen menen dat er zowel op de nieuwe hemel en aarde als wel in de hel vele gradaties van leven zijn. Onder andere de volgende teksten ondersteunen dit idee:

  • 'Ik kom spoedig, en heb het loon bij me om iedereen te belonen naar zijn daden' (Opb.22:12).
  • 'Ik zeg je dat op de dag van het oordeel het lot van Sodom draaglijker zal zijn dan dat van jou' (Mat. 11:24).
  • "Vele eersten zullen de laatsten zijn en vele laatsten de eersten'(Mat. 19:30).

Wie dit idee van de verschillende gradaties, serieus neemt zal anders tegen de dood gaan aankijken.
Het leven hier is dan slechts een korte periode waarin je klaargestoomd wordt voor de volgende etappe. Het is een stoomcursus, waarbij een beroep wordt gedaan op de eigen verantwoordelijkheid.
De manier van leven hier heeft consequenties voor het toekomstige leven. (Zie ook subhoofdstuk 19.9)

 

Maar God, die alwetend is, weet wel dat we vaak het verkeerde kiezen.
Ondanks waarschuwingen, blijven we de verkeerde kant op gaan.
We vallen in feite steeds dieper.
Met grote consequenties voor het toekomstige leven.
God kan dat soms niet verder aanzien.
Dan straft Hij, zoals een liefhebbende Vader straft.
Hij haalt je 'vroegtijdig' thuis.
Het speelkwartier is over; het is genoeg geweest.
De zondvloed is zo'n moment waarop God mensenkinderen thuishaalt.
Ze waren jarenlang gewaarschuwd. Ondanks dat ging het van kwaad tot erger.
God grijpt in, liefdevol en barmhartig. Dat zien we in geloof met ons ene oog.
Met ons andere oog zien we de vreselijke vloedgolven.
Gods hevige toorn maakt de wereld drastisch schoon.
Au !

 

God is de rechtvaardige Rechter.
Als Hij mensen thuishaalt, dan wijst Hij elk van hen de plaats aan die hem toekomt.
Wij kunnen niet op Gods rechterstoel plaatsnemen.
God alleen komt het oordeel toe.
We weten wel, dat allen die in Christus zijn, een fantastisch eeuwige heerlijke toekomst wacht.
Ook weten we, dat allen die Christus bewust afwijzen, hun eeuwige toekomst vol moeite zal zijn, omdat ze zich telkens zullen realiseren dat ze de verkeerde keus hebben gemaakt en daarom bij het 'afval' zijn terecht gekomen.
Maar verder, Gods oordeel staat ook in het teken van genade en barmhartigheid.
Welke factoren God allemaal laat meespelen, dat weten wij niet.
Gelukkig maar.
Dit opent de ruimte naar vertrouwen.
Dit opent de mogelijkheid om 'in liefde' een al te menselijk oordeel te hebben.
Een al te menselijk oordeel, waarin hoop en goedheid mee mag spreken.

 

Mijn 'al te menselijk' oordeel over Gods straffen is meer dan tweeledig:

  1. God straft op tijd om zo het verder en dieper vallen te voorkomen.
  2. God straft met middelen die ons laten zien dat alle vuiligheid moet wijken voor Zijn heiligheid.
  3. God straft om aan hen die overblijven de mogelijkheid te geven om een 'nieuwe start' te maken.
  4. God straft om te beproeven, vooral hen die om het 'slachtoffer' heen staan.
  5. God straft om zich een moment later over de gestraften te kunnen ontfermen, zoals een vader die zijn terecht gestrafte kind even later in zijn handen neemt om te troosten en zijn liefde te laten blijken.
  6. God straft in liefde om (later, bij het opengaan van de boeken) Zijn goedheid te tonen.
  7. God straft om vertrouwen en overgave te laten groeien.

 

Dit 'al te menselijk' oordeel leidt bij mij tot de gedachte dat vele joden die omgekomen zijn in concentratiekampen nu in hemelse sferen verblijven, onder andere biddend voor Israël en de bekering van die Joden die Christus nog niet hebben weten te omarmen. (Zie ook subhoofdstuk 19.10)

 

Dit 'al te menselijk' oordeel leidt tot een positiever beoordeling van allen die door God gestraft werden tijdens de zondvloed en tijdens de intocht in het beloofde land.

 

Kijkend met Nieuwtestamentische ogen ga je meer zien.
Een graankorrel moet sterven om nieuw leven voort te brengen (Joh. 12:24).
Jezus duidde het al aan.

11.4. Schepping in het perspectief van de eeuwigheid.

Gods plannen falen niet.
Hij bereikt Zijn einddoel.
God is almachtig en alwetend.
Hij is goed en rechtvaardig.
Op de jongste dag zal iedereen dat moeten toegeven.
Alle boeken gaan dan open.
De hele geschiedenis wordt transparant.
God laat iedereen meekijken.
Hij heeft niets te verbergen.
In tegendeel, Hij opent onze ogen voor de realiteit.
Alles mag gezien, besproken en beoordeeld worden.
Elk feitje mag aan bod komen.
Tenslotte, als alles beoordeeld is, zal ieder het toegeven.
God is goed en rechtvaardig.
God heeft alles, vanaf de schepping tot aan de jongste dag, goed geleid.

 

We weten dat ons leven slechts de eerste bladzijde vormt van ons levensboek.
In het toekomstige leven zullen we nog vele bladzijden mogen omslaan.
Bladzijden, waarin dood, ziekte en pijn niet zullen voorkomen.
Fantastisch.

 

Terug na de eerste bladzijden, die met veel bloed zijn geschreven.
Zullen we alles wat gebeurd is, echt terug kunnen halen?
Met Randy Alcorn, denk ik van wel.
In zijn boek 'Hoe zal het in de hemel zijn?', onderbouwt hij dit idee.
Want in de hemel zullen we Christus zien, met de tekenen van het kruis in zijn handen.
Die tekenen zullen dan ook voor ons (opnieuw) spreken.
We zullen Hem, bewuster dan nu mogelijk is, aanbidden voor wat Hij voor ons heeft gedaan.
We zullen de geschiedenis met 'Gods ogen' gaan zien.
Onvoorstelbaar, maar straks realiteit.

 

Een ander idee van Randy Alcorn is dat we compensatie mogen verwachten.
De Bijbel spreekt er weliswaar niet over, maar er zijn wel aanwijzingen.
Wie zijn boek leest, vindt er vele.
Zelf heb ik het ervaren bij het lezen van Psalm 72 en Psalm 103.
Het zijn geweldig mooie liederen, die ondanks dat vragen oproepen.
Hoe zit het dan met allen die vroegtijdig sterven?
Met een miskraam?
Hoe zit het dan met allen die veel moeiten te dragen krijgen?
Met gehandicapten?
Dus, zeg maar, als die bekende waaromvragen komen boven. Waarom toch?
Maar dan dit idee.
God is rechtvaardig. God geeft compensatie.
Immers de eerste bladzijde is niet het hele boek.
Er volgen nog talloze bladzijden.
God heeft tijd genoeg om alles goed te maken.
En Hij gaat het ook doen, want in het hier en nu heeft Hij daarvoor het fundament gelegd.
Kijk maar naar Christus.

 

Compensatie, waar iedereen mee zal instemmen.
Want iedereen kent dan iedereen, en weet van het gemis van die ander.
Vandaar dat we terug kunnen kijken.
Dit terugkijken krijgt zelfs een positieve invulling.
We gunnen elk die compensatie krijgt, het zijne.

 

Randy Alcorn schildert, in navolging van o.a. C.S.Lewis, ons een groots perspectief.
Een perspectief waarin ons huidige leven gevolgen heeft voor later.
Het is geen zwart-wit beeld; geen hemel of hel.
Want God schiep weliswaar het licht en de duisternis, maar ook alle duizenden daartussenin liggende tinten.

 

De eerste bladzijde zal gevolgd worden door bladzijden die nog mooier zijn.
In Efeze 3 lezen we dat we een toekomst tegemoet gaan waarvan we de pracht en de schittering nauwelijks kunnen voorstellen. Het zal altijd nog mooier zijn dan we ons nu kunnen voorstellen.
Vandaar dat het idee van compensatie, waarschijnlijk nog veel inhoudsrijker zal zijn dan we nu voor mogelijk houden.

 

De nieuwe hemel en aarde zal een fantastische dynamische werkelijkheid worden.
Met de schepping zette God een eerste stap naar dit einddoel.
Vandaar dat de schepping wel zeer goed, maar verre van voltooid was.
God heeft het zo beschikt dat de mens Hem mee mocht helpen.
Hij kreeg van Hem het beheer van de wereld in handen.
De mens moest de tuin bewaken.
God zorgde voor de jaargetijden.
In de herfst verlepten de laatste bloemen, de bladeren vielen af en het gras verdorde.
De winter was koud, en een dikke laag sneeuw bedekte de aarde.
In de lente ontstond nieuw leven.
In de voor ons bekende cyclus moest de mens zijn weg vinden.
Of was het toch anders; was het paradijs gesitueerd in de subtropen?
Kenden Adam en Eva de hevigheid van de seizoenen niet?
Ze liepen er immers naakt bij.

 

Hoe het ook zij, de mens kreeg het beheer over de hele wereld in handen.
Hij moest de wereld in.
En ondanks dat hij perfect was gebouwd, zal hij wel in de winter de nodige bescherming hebben gezocht.
Maar hoe onderging de dierenwereld de afwisseling van de seizoenen?
Stierven er dieren door de winterse kou?

 

Ik veronderstel dat voor de zondeval alle dieren zonder enige pijn doodgingen.
God heeft de roofdieren geschapen; zij waren perfecte faunabeheerders.
En de mens, hij had macht de roofdieren zijn bevelen op te leggen.
De mens, als kroon van de schepping, kon al de dieren in zijn omgeving dirigeren.
De mens kon genieten van alles om hem heen.
Alles was zeer goed.
Dit ondanks dat er dieren stierven.
Er was immers volop nieuw leven.
Er was geen ziekte, tot aan het moment dat de duivel zich op de wereld stortte. (zie ook reacite 6)
De fauna en flora waren, tot aan het moment dat de duivel aanviel, perfect in balans.
Wellicht juist door de afwisseling van de seizoenen.

 

Afrondend wil ik doorfilosoferen over het begrip 'zeer goed'.
God schiep de wereld 'zeer goed'.
De bijbel is geschreven in kijktaal.
Als Mozes op het moment dat hij Genesis schreef zou hebben kunnen terugkijken naar het paradijs, dan had hij iets gezien gekregen dat vele malen beter was dan de wereld om hem heen.
Zo gezien is 'zeer goed' een relationeel begrip.
In het paradijs was alles beter, het was zelfs 'zeer goed'.

 

Toch moet er over het begrip 'zeer goed' meer te zeggen zijn.
Want God heeft alles voorzien.
Alle mogelijke scenario's.
God heeft de wereld zo ingericht dat elk vooraf mogelijk geacht scenario zich daarin kon afspelen.
God heeft niet alleen alles voorzien, maar ook voor alle scenario's adequate voorzorgsmaatregelen getroffen.
Hij plaatste de mens in de tuin van Eden, een beschermd gebied.
Hij wandelde met de mens in die tuin, om bij te praten, want de mens had nog veel te leren.
Hij had de mens 'voorwaardelijk' het eeuwige leven gegeven, dit in contrast met alle andere levende wezens die wel doodgingen.
De mens kreeg een hoge positie. Ter onderstreping van dit feit was al het andere leven om hem heen vergankelijk. Alleen God was er altijd.
Wat een geweldig concept eigenlijk.

De mens is 'zeer goed' geschapen; toegerust voor de taak die God hem had toegedacht.
De tuin van Eden was een prachtige beschermde plaats van waaruit hij over de wereld kon gaan heersen.
Dagelijks was de mens zich bewust van zijn hoge positie, juist omdat hij dieren zag doodgaan.
Een eendagsvlinder, een vlieg, een kikker. Maar de mens wist zich veilig.
Wat een geweldig concept eigenlijk.

 

Door de zondeval is de mens diep gevallen.
De degeneratie gaat alsmaar verder.
Maar in het begin is alles 'zeer goed' geweest.
Aan wat rest is dit nog te zien.
Neem nu het bloedstollingmechanisme. Grandioos.
Maar bij Adam en Eva werkte dat nog sneller.
Enzovoort.
Maar ook in moreel opzicht is de mens diep gevallen.
Wie Adam en Eva (en daarmee zichzelf) ontoerekeningsvatbaar zou willen verklaren, slaat de plank mis. Want Adam en Eva hadden een hele leerschool achter de rug.
Het fossielenarchief vertelt ons hoelang deze leerschool is geweest.

 

De Bijbel zegt veel over het offeren van dieren.
De offerdienst was ingesteld als voorafbeelding van het offer dat gebracht moest worden.
Duizenden, wellicht miljoenen dieren zijn geofferd om de boodschap te onderstrepen.
Al die offers verwezen naar het offer van Christus.
Maar, iets anders gezegd, al die offers tezamen waren minder waard dan dat ene offer van Christus.
Dit is makkelijk gezegd, maar toch... Vorm je er maar eens een beeld van.
Wat een dierenleed.
Gewoonweg overstijgt het zoenoffer van Christus onze gedachte.
Maar juist, door al die vele offerdieren voor ogen te stellen, krijg je er enig idee van.

 

Tijdens de paradijsperiode gingen er talloze dieren dood. Pijnloos weliswaar. Maar toch.
Adam en Eva hebben het zien gebeuren.
Zij leefden, en bleven leven.
Bijzonder.
Adam en Eva merkten elke dag dat zij anders waren.
Zij hadden de belofte van eeuwig leven ontvangen.
Zij leefden jaar in jaar uit, wellicht eeuw in eeuw uit, terwijl vele dieren om hen heen stierven.
Zij waren geschapen als kroon van de schepping.
Elke dag ervoeren zij dat, zeker op die momenten dat dieren wegvielen.
Het doodgaan van dieren onderstreepte de uitzonderlijke positie van Adam en Eva.
Adam en Eva waren God meer waard dan al die dieren tezamen.
Adam en Eva waren echt bijna goddelijk gemaakt.
Zeer goed.
In het contrast met de dierenwereld beleefden zij dat elke dag.

 

Steeds meer orthodoxe christenen geloven dat God al op de vijfde dag roofdieren heeft geschapen.
Maar ook velen wijzen dit idee af.
Onder andere omdat ze roofdieren associëren met de 'struggle for life' en het evolutiedenken.
Iets wat totaal niet zou passen bij Gods karakter en het betrouwbare Woord.
Dat laatste nu ben ik met hem eens.

 

Maar, hoe dan ook, overweeg het bovenstaande eens.
Want echt, ook ik geloof dat alles zeer goed geschapen is.
Zo zelfs, dat God in hiernamaals aan elk van zijn kinderen de ultieme vraag kan stellen:
Als je het leven nog een keer over zou mogen doen, wie zou je dan willen zijn en in welke tijd zou je dan willen leven?

 

> Naar hoofdstuk 12: Is de paradijsthese relevant?