14. In het paradijs wordt een wereldstad, het nieuwe Jeruzalem, gebouwd
In het begin plaatste God de mens in een paradijselijke tuin.
De mens kreeg de opdracht mee om deze tuin in ontwikkeling te brengen.
In de avondkoelte liepen God en de mens door de tuin en spraken met elkaar.
Waar gingen die gesprekken over?
Over het verder inrichten van de tuin?
Over de bouw van een huis?
Over de uitwerking van de cultuuropdracht?
Jammer genoeg weten we van die gesprekken niets af.
Alleen weten we dat door de zondeval die gesprekken zijn gestopt.
De mens werd het paradijs uitgezet.
De mens had het verknald.
De tuin werd achter hem gesloten.
Engelen uit de hemel daalden neer om die tuin te bewaken.
Waar is die paradijselijke tuin gebleven?
Ondergegaan tijdens de zondvloed?
Duidelijk is dat die paradijselijke tuin nu nergens meer op aarde te vinden is.
De levensboom is ook hier niet meer te vinden.
Het paradijs en de levensboom zijn beide helemaal verloren gegaan.
Of niet?
In Openbaring komen we de levensboom opnieuw tegen.
(O.a. in: Openbaring 2:7 en 22:2).
Die levensboom staat op een centraal punt in het nieuwe Jeruzalem.
Hoe kan dat?
Opnieuw geschapen of ‘op engelenhanden’ overgebracht naar het nieuwe Jeruzalem?
Maar ook het paradijs komen we in het Nieuwe Testament opnieuw tegen.
De eerste keer neemt Jezus zelf het in de mond, en wel aan het kruis.
Hangend aan het kruis zien we dat Jezus’ lichaam gebroken wordt.
Maar ook, wonderlijk genoeg, dat Zijn geest ongebroken blijft.
Alle zeven kruiswoorden getuigen van die ongebrokenheid.
Al die zeven kruiswoorden zijn helder.
Ook dit kruiswoord:
‘Ik verzeker je: nog vandaag zul je met mij in het paradijs zijn.’ (Lucas 23:43)
Omdat we bij voorbaat het paradijs verloren wanen, zijn we dit vers als volgt gaan interpreteren:
- Paradijs, dus genietende hemelse zaligheid (Korte Verklaring).
- Paradijs: de tuin van God, het beeld van de nieuwe schepping (Studiebijbel).
- Paradijs: de hemel (kanttekeningen Staten Vertaling).
Ook in Korintiërs 12: 4 wordt gesproken over het paradijs.
Paulus heeft iets heel bijzonders meegemaakt.
Hij schrijft er zeer terughoudend over. Hij spreekt over zichzelf in de derde persoon.
(zie Studiebijbel in perspectief)
Er staat een zin waarin het paradijs centraal staat.
Hij schrijft namelijk: ‘Deze volgeling van Christus werd weggevoerd tot in de derde hemel, …, tot in het paradijs.’
Ook bij de uitleg van dit vers geldt, omdat wij het paradijs verloren wanen, dat Paulus niet echt in het paradijs geweest kan zijn. De Studiebijbel interpreteert dan:
-
Het paradijs: beeld van de nieuwe schepping.
We zijn eraan gewend om de bovenstaande verzen met een zekere vooringenomenheid te lezen.
Wie aan Bijbelstudie doet, probeert teksten fris en onbevangen te lezen.
Dat is niet altijd even gemakkelijk.
Daar hebben we vaak elkaar voor nodig.
Eeuwenlang, van generatie op generatie, zijn de bovengenoemde teksten gelezen alsof zowel het ‘aardse’ paradijs als de levensboom verdwenen zijn.
Ik zet hier een vraagteken bij.
Mag ik dit uitleggen? Want in de Bijbel vind ik diverse indirecte aanwijzingen dat God juist het paradijs in veiligheid heeft gebracht.
Voordat ik verder ga met het uitwerken van die ‘indirecte aanwijzingen’, wil ik eerst aandacht vragen voor onze kijk op het nieuwe Jeruzalem. Hoe concreet is onze voorstelling?
Er is al veel geschreven over de hemel en het nieuwe Jeruzalem.
Ik ben het meest geraakt door:
-
‘Contouren van een nieuw Jeruzalem – Hebreeën en Openbaring over de eschatologische wereldstad’ van P.H.R van Houwelingen.
-
‘Hoe zal het in de hemel zijn’ van Randy Alcorn.
Het verhaal van prof. Van Houwelingen wordt goed aangevuld door het boek van Randy Alcorn.
Concentreert Van Houwelingen zich vooral op Hebreeën en Openbaring, Randy Alcorn voegt er tal van noties uit het Oude Testament aan toe.
Beide verhalen zijn het lezen meer dan waard.
Vandaar dat ik in hoofdstuk 15 van deze site het artikel van Van Houwelingen heb opgenomen, en in hoofdstuk 16 enkele hoofdstukken uit het boek van Randy Alcorn.
Bovengenoemde ‘input’ vormt de basis om met nieuwe ogen naar het nieuwe Jeruzalem te kijken.
Contouren die alsmaar scherper worden.
Denk maar eens aan:
-
Het nieuwe Jeruzalem zal het paradijs overtreffen. Binnen de stad liggen paradijselijke parken met een flora en fauna waarvan de variatie groter en rijker is dan die van het paradijs.
-
Het nieuwe Jeruzalem is een wereldstad waarvan de cultuur alles wat onze huidige cultuur heeft voorgebracht, verre zal overtreffen.
Op dit moment worden cultuurschatten binnengebracht. -
Het nieuwe Jeruzalem heeft een bovenstad waar God woont. Daar zullen de straten zelfs van goud zijn, omdat Gods woning zelfs de tempel van Salomo verre zal overtreffen.
-
Het nieuwe Jeruzalem is begrensd door een hoge muur, met daarin twaalf poorten van edelstenen. De toegangen van de stad zijn zo prachtig dat ze alle ‘bouwsels’ in de hemel verre overtreffen.
-
Het nieuwe Jeruzalem gaat in zijn schoonheid en heerlijkheid de huidige hemel verre te boven. Gods nieuwe woning is veel mooier en heerlijker dan zijn vorige.
-
Het nieuwe Jeruzalem, dat eens zal neerdalen, is onvoltooid. Zijn poorten zullen openstaan om nieuwe cultuurschatten binnen te laten.
-
Het nieuwe Jeruzalem heeft de vorm van een piramide. Er zullen geen zeeën meer zijn waardoor continenten van elkaar gescheiden zijn. Binnenzeeën zullen de pracht en de kracht van de huidige zeeën verre overtreffen.
-
In het nieuwe Jeruzalem groeit de boom van het leven. Ieder zal zijn vrucht eten en zijn genezingskracht brengt eeuwig leven.
-
Gods heiligheid zal het nieuwe Jeruzalem zo verlichten dat in feite zon en maan niet meer nodig zullen zijn. Als de zon opgebrand raakt, zal er voldoende licht zijn.
-
Het nieuwe Jeruzalem wordt bewoond door een deel van de heiligen die in de hemel zijn opgenomen. Maar als het nieuwe Jeruzalem op de jongste dag neerdaalt naar de aarde, dan herbergt het alle heiligen. Het nieuwe Jeruzalem functioneert dan als het ware als een ‘ruimteschip’, dat alle heiligen uit de hemel meevoert naar de aarde.
-
Jezus regeert over het nieuwe Jeruzalem, de stad met een internationaal karakter.
Over de vele volkeren in die stad heeft Hij vele koningen aangesteld die namens Hem de uitbouw van de stad coördineren. -
In het nieuwe Jeruzalem kijken alle heiligen verwachtingsvol uit naar jongste dag.
Dan zullen zij een onvergankelijk lichaam aandoen en verenigd worden met allen die op de Heer hebben vertrouwd.
In het begin schiep God de hemel en de aarde.
Inmiddels weten we dat God toen miljarden hemellichamen heeft geschapen.
Heeft God toen al de basis gelegd voor het nieuwe Jeruzalem?
Of wel: Heeft God toen al in de hemel een ‘hemellichaampje’ geschapen in de vorm van een piramide, dat uiteindelijk bestemd zou zijn om er het nieuwe Jeruzalem op te bouwen?
Deze vragen raken onze kijk op Gods voorzienigheid.
Daarop wil ik nu niet verder ingaan, omdat ik daar al eerder iets over heb geschreven. (Zie reactie 9). Wel denk ik, dat het niet strookt met Gods voorzienigheid en het gegeven dat God de schepping zeer goed heeft gemaakt, dat Hij ook toen al een ‘voorziening’ in de hemel heeft geschapen.
Ook lijkt het mij minder aannemelijk dat God later scheppingsdaden heeft verricht om het nieuwe Jeruzalem te realiseren.
Kortom, het lijkt mij onwaarschijnlijk dat God met nieuwe scheppingdaden de basis heeft gelegd voor het nieuwe Jeruzalem.
Waarschijnlijker vind ik het dat God het paradijs in veiligheid heeft gebracht.
Na de zondeval heeft God eerst Adam en Eva uit het paradijs gezet.
Daardoor konden ze het paradijs niet verknoeien.
De toegang tot de boom van het leven werd hen daardoor ontnomen.
Het paradijs bleef daardoor onaangetast.
Engelen bewaakten het paradijs.
Zelfs de nakomelingen van Adam en Eva hadden geen toegang tot het paradijs.
Het paradijs was voor hen gesloten.
Ik veronderstel dat God het ongeschonden paradijs tijdens de zondvloed van de aarde heeft ‘losgesneden’ en in de hemel heeft opgenomen.
Het prachtige paradijs, met al zijn flora en fauna, is zo ‘tijdelijk’ in veiligheid gebracht.
Direct na de kruisiging en enkel seconden nadat Hij Zijn Geest in de Handen van Zijn Vader had gelegd, heropende Jezus dit paradijs. Samen met Zijn Vader liepen zij door deze prachtige tuin.
Even later vergezeld door Adam en Eva, Abraham en Mozes, Elia en Daniël, en vele anderen.
Zelfs de misdadiger, die naast Jezus aan het kruis hing, mocht Hem daar vergezellen.
Goede Vrijdag eindigde in een groots hemels feest.
Jezus had het verdiend.
De Satan is verslagen.
De straf is gedragen.
Het paradijs mocht worden heropend.
De bouw van het nieuwe Jeruzalem mocht beginnen.
Jezus is de architect van die wereldstad.
Hij laat voor al zijn geliefden woningen bouwen.
Zelfs ook een ‘tent’ voor Zijn Vader.
Want God komt bij de mensen wonen.
Voor de bouw wordt niet alleen van aardse, maar ook van ‘hemelse’ materialen gebruik gemaakt.
De poorten van de stad stralen iets hemels uit, maar tegelijk herinneren de namen aan de aarde.
Hemel en aarde worden met elkaar vervlochten.
Het paradijs wordt uitgebouwd tot een prachtige internationale wereldstad.
Een ‘heilige’ stad.
Bewoond door heiligen en bestuurd door de Heilige.
Het grote voordeel van deze veronderstelling is dat Jezus op dit moment over twee rijken regeert.
Over het nieuwe Jeruzalem en over de aarde.
Het nieuwe Jeruzalem is op dit moment al een realiteit.
Jezus regeert over die stad, samen met tal van vorsten die Hij heeft aangesteld.
De stad wordt in cultuur gebracht door de heiligen die in de hemel zijn opgenomen.
Zo, stel ik mij voor, is Johann Sebastian Bach verder gaan componeren.
Hij heeft dat nieuwe werk al laten uitvoeren.
Al een heel ‘hemels’ oeuvre heeft hij inmiddels samengesteld.
Een oeuvre dat zijn ‘aardse’ werk verre overtreft.
Hoe reëel is de hier boven geschetste concretisering?
In Openbaring 21 wordt ons het meest complete beeld getoond van het nieuwe Jeruzalem.
Maar er staat in de Bijbel veel meer over te lezen.
Wie de hierboven genoemde boeken bestudeerd, zal een andere kijk krijgen op het nieuwe Jeruzalem. Het perspectief zal concreter worden.
Ik ben Openbaring 20 en 21 anders gaan lezen.
De zeggingskracht werd daardoor zo concreet, dat ik het als een ‘aanwijzing’ ben gaan zien dat de exegese klopt. Hopelijk is het geen cirkelredenering, maar we zullen zien.
Openbaring 20 is één van de lastigste hoofdstukken uit de Bijbel.
Het daarin genoemde ‘Duizendjarig Rijk’ heeft veel verdeeldheid gebracht.
Ik wil nu een poging doen dit hoofdstuk uit te leggen, uitgaande van het idee van Jezus op dit moment over twee rijken regeert. Over het nieuwe Jeruzalem en over de huidige aarde.
Openbaring 20:1-3:
Ik zag een engel uit de hemel neerdalen met een sleutel van de onderaardse diepte en zware ketenen in zijn hand. Hij greep de draak, de slang van weleer, die ook duivel of Satan wordt genoemd, en ketende hem voor duizend jaren. Hij gooide hem in de diepte, sloot de put boven hem en verzegelde die, opdat de volken niet meer door hem misleid zouden worden tot de duizend jaar voorbij waren; daarna moet hij korte tijd worden losgelaten.
Met Openbaring 20 zijn we bijna aan het einde van de Bijbel gekomen.
Inmiddels weten we al heel veel. We weten dat de duivel na Jezus overwinning uit de hemel is verstoten (Luc. 10:8; Kol. 2:15 en Openb. 12) en dat hij op de aarde is geworpen.
Ik denk dat we hier in Openbaring 20 nog eens hetzelfde wordt gezegd, alleen in iets andere bewoordingen.
Waar we in het NGB ‘onderaardse diepte‘ lezen, lezen we in Het Boek ‘de bodemloze put’.
Dat laatste spreekt mij wèl aan, want zo mag je de wereld toch wel typeren!
God geeft, en blijft geven, maar de wereld verandert er nauwelijks door.
Zelfs het offer van Zijn Zoon wordt door velen niet erkend.
De wereld is een ‘echte bodemloze put’.
De engel gooit de Satan vanuit de hemel op de aarde.
Met de sleutel sluit hij als eerste de toegang tot de hemel af. De Satan mag niet meer in de hemel komen. Dat recht heeft hij verloren omdat Jezus hem heeft overwonnen.
Hierdoor kan de bouw van het nieuwe Jeruzalem, in de derde hemel, ongestoord plaatsvinden.
Satan kan geen wig meer drijven tussen God en de heiligen.
Zonder vrees kan in het paradijs aan de wereldstad gebouwd worden.
Met de sleutel maakt de engel ook de kettingen vast waarmee de Satan geketend wordt.
Geworpen op de aarde heeft Satan geen vrij spel.
Volken kunnen niet door hem misleid worden.
Satan wordt geketend door de gebeden van de heiligen.
De heiligen in de hemel hebben oog voor de ontwikkelingen op aarde.
Daar zijn zij nauw bij betrokken. Zij bidden, en hun bidden is in lijn met het gebed van Jezus.
Satan blijft gebonden tot de jongste dag.
Dan stoppen de gebeden.
Dan zijn de duizend jaar voorbij.
Openbaring 20: 4-6:
Ook zag ik tronen, en aan hen die erop zaten werd recht gedaan. Het zijn de zielen van hen die onthoofd waren omdat ze van Jezus hadden getuigd en over God hadden gesproken, zij hadden het beest en zijn beeld niet aanbeden en ook zijn merkteken niet op hun voorhoofd of hun hand gekregen. Zij waren tot leven gekomen en heersten duizend jaar lang samen met de messias. De andere doden kwamen niet tot leven voordat de duizend jaar voorbij waren. Dit is de eerste opstanding.
Gelukkig en heilig zijn zij die deelhebben aan de eerste opstanding. De tweede dood heeft geen macht over hen. Zij zullen priester van God en van de messias zijn en duizend jaar lang samen met hem heersen.
Gelukkig en heilig zijn zij die deelhebben aan de eerste opstanding. De tweede dood heeft geen macht over hen. Zij zullen priester van God en van de messias zijn en duizend jaar lang samen met hem heersen.
Hier ziet Johannes een tafereel in het nieuwe Jeruzalem
Hij ziet de zielen van hen die onthoofd waren.
Hij ziet die zielen zitten op tronen. Het zijn levende zielen die een grandioze taak hebben ontvangen.
Zij zitten op tronen. Zij regeren, sturen en organiseren.
Zij bouwen mee aan het nieuwe Jeruzalem. Er is volop werk voor alle heiligen.
Hele volken moeten worden aangestuurd. Alles moet op elkaar worden afgestemd.
Voor iedere heilige moet een woning gebouwd worden.
De instructies van Jezus, de architect van deze wereldstad, moeten worden opgevolgd.
Samen met de Messias regeren zij duizend jaar.
We weten dat iedere gelovige zowel profeet, priester als koning is.
Iedere gelovige heeft zo verschillende taken.
In het nieuwe Jeruzalem is dat niet anders.
Want de zielen die regeren zijn tevens priester.
Zij zijn priester van God en van de Messias.
Zij bidden onder het altaar, zij bidden tijdens de bouw van het nieuwe Jeruzalem.
Zij bidden ook voor de wereld.
Openbaring 20:7-10:
Wanneer de duizend jaar voorbij zijn, zal Satan uit zijn gevangenis worden losgelaten. Dan gaat hij eropuit om de volken aan de vier hoeken van de aarde, Gog en Magog, te misleiden. Hij brengt hen voor de strijd bijeen, een menigte zo talrijk als zandkorrels aan de zee. Ze trekken op, over de hele breedte van de aarde, en omsingelen het kamp van de heiligen en de geliefde stad. Maar vuur daalt neer uit de hemel en verteert hen. En de duivel, die hen misleidde, wordt in de poel van vuur en zwavel gegooid, bij het beest en de valse profeet. Daar zullen ze dag en nacht worden gepijnigd, tot in eeuwigheid.
Aan het einde van de duizend jaar wordt Satan losgelaten.
Hij krijgt dan de kans om de volken te verleiden en dat lukt hem aardig.
Want over de hele breedte van de aarde trekken de volken op, en omsingelen het kamp van de heiligen en de geliefde stad.
Op dat moment grijpt God in. Vuur uit de hemel daalt neer.
De duivel wordt in de poel van vuur en zwavel gegooid, waar hij nooit meer uit zal kunnen ontsnappen. De duivel, het beest en de valse profeet zullen voor altijd ‘opgeruimd’ zijn en hun verdiende straf krijgen.
Dit visioen neemt ons kennelijk mee naar de jongste dag.
De dag waarop onder andere de duivel definitief van het wereld toneel verdwijnt.
De dag van het oordeel.
De dag waarop het nieuwe Jeruzalem neerdaalt.
Over het neerdalen van het nieuwe Jeruzalem lezen we meer in Openbaring 21.
In dit visioen is het nieuwe Jeruzalem al neergedaald.
Immers de volken trekken op om het nieuwe Jeruzalem te omsingelen.
Over de jongste dag is veel geopenbaard.
Zo weten we dat de doden zullen opstaan en een onvergankelijk lichaam krijgen.
Een prachtig lichaam met een daarbij passende geest.
Een geest die kan beslissen.
Zo zullen al de mensen, die opstaan, ten volle toerekeningsvatbaar zijn.
Zij krijgen nog een laatste kans om te kiezen.
En wat voor een kans!
Zij zien het nieuwe Jeruzalem met al die prachtige poorten.
De poorten staan uitnodigend open.
Wat een keus.
Maar toch, ook dan nog zullen velen tegen God kiezen.
De heiligen zullen zich terugtrekken in een kamp en in de geliefde stad.
Daarna zullen vele volkeren zich verzamelen om het kamp van de heiligen en de geliefde stad aan te vallen. Ze maken zich op voor de omsingeling. Over de volle breedte van de aarde trekken zij op.
Wat bizar!
Maar toch. Het doet mij denken aan de reactie van Schriftgeleerden en Farizeeën nadat Jezus Lazarus had opgewekt. Zelfs door een dergelijk overtuigend wonder laten zij zich niet corrigeren.
Integendeel, zij beraamden plannen om Jezus en Lazarus te doden.
Bizar!
Zoiets herhaalt zich op de jongste dag. De ‘knapste’ koppen zien de geliefde stad, maar laten zich niet corrigeren.
Na hun opstanding hebben ze weliswaar een onvergankelijk lichaam ontvangen, maar hun identiteit is gebleven. Hun ‘vroegere werken’ blijven hun navolgen.
Maar toch, er is een keus.
De heiligen, in het nieuwe Jeruzalem, zullen bidden voor hun geliefden die een keus hebben te maken. Hun gebed heeft kracht.
Velen zullen alsnog de goede keus maken en behouden worden.
Maar, ook velen zullen in opstand komen en zich groeperen om de geliefde stad te omsingelen.
Daardoor roepen zij het oordeel over zichzelf af.
Want inmiddels is het gebed voor hen verstompt.
De kettingen van de duivel raken los.
Satan ziet dan nog kans om vele volkeren te misleiden, een menigte zo talrijk als zandkorrels aan de zee. Bizar.
Op de jongste dag worden de schapen en bokken van elkaar gescheiden.
Openbaring 20:11-15:
Toen zag ik een grote witte troon en hem die daarop zat. De aarde en de hemel vluchten van hem weg en verdwenen in het niets. Ik zag de doden, jong en oud voor de troon staan. Er werden boeken geopend. Toen werd er nog een geopend: het boek van het leven. De doden werden op grond van wat in de boeken stond geoordeeld naar hun daden. De zee stond de doden die ze in zich had af, en ook de dood en het dodenrijk stonden hun doden af. En iedereen werd geoordeeld naar zijn daden. Toen werden de dood en het dodenrijk in de vuurpoel gegooid. Dit is de tweede dood, de vuurpoel. Wie niet in het boek van het leven bleek te staan werd in de vuurpoel gegooid.
Aan het einde van Openbaring 20 ziet Johannes een visioen waarin de materiële werkelijkheid verdwijnt. De aarde en de hemel vluchten weg en verdwijnen in het niets.
Johannes ziet een hogere werkelijkheid. De rechter van hemel en aarde zit op een grote witte troon.
Hij gaat de doden, jong en oud, oordelen.
De doden, die na de duizend jaar tot leven komen.
Zo wordt aan het eind van dit hoofdstuk verklaard waar eerder over gesproken is.
Daar lazen we immers: De andere doden kwamen niet tot leven voordat de duizend jaar voorbij waren (Openbaring 20:5).
Dus iedereen die na zijn sterven niet in de hemel wordt opgenomen, komt tot leven nadat de duizend jaar voorbij zijn. Zij komen tot leven op de jongste dag om geoordeeld te worden.
Het blijkt dat al hun daden nauwkeurig geregistreerd zijn.
Op grond van hun daden wordt iedereen geoordeeld.
Maar er is ook een boek van het leven.
Daarin staan de namen van hen die Jezus hebben gevolgd.
Door Jezus’ bloed ontkomen zij aan het oordeel.
De daden van de gelovigen staan ook in de eerste boeken vermeld die geopend zullen worden.
Die daden worden bekend.
Maar ondanks hun zondige daden gaan alle gelovigen vrijuit.
Zij komen niet in het oordeel, zodat zij niet afgewezen kunnen worden.
Maar zij worden wel beoordeeld naar hun daden.
Want hun daden volgen hen na.
Het geleefde leven hier heeft consequenties voor het toekomstige leven.
Gelovigen en ongelovigen, iedereen wordt zo beoordeeld op zijn daden.
De ongelovigen worden daarna in de vuurpoel gegooid.
Klopt de hier bovenstaande exegese?
Zoals eerder gezegd, ga ik ervan uit dat Jezus over twee rijken regeert; over het nieuwe Jeruzalem en over de wereld.
Bij vele gelovigen neemt het huidige Jeruzalem een bijzondere plaats in.
Zeker bij hen die het duizendjarig rijk aanhangen.
De bovenstaande exegese haalt een streep door dit idee.
Daardoor zal het veel vragen oproepen.
God heeft immers toch nog grote plannen voor het huidige Israël?
Immers, aan het einde van de tijd zullen massa’s Joden zich massaal bekeren!
Later zal ik ingaan op:
-
De neerdaling van het nieuwe Jeruzalem: zie hoofdstuk 17.
-
Het laatste oordeel: zie hoofdstuk 18.
-
Mogelijke scenario’s bij de verwachte massale bekering van de Joden: zie hoofdstuk 19
Nu wil ik verdergaan met nog twee ‘aanwijzingen’ voor het idee dat in het paradijs een wereldstad wordt gebouwd.
-
Op dit moment worden cultuurschatten ingedragen.
-
De verwachting aan herstel van het huidige Jeruzalem moet minder worden, om de verwachting naar de komst van het nieuwe Jeruzalem te doen toenemen.
Op dit moment worden cultuurschatten ingedragen.
Dit idee heb ik van anderen. Ik las namelijk in ‘Visioenen op Patmos’ van dr. R.H. Bremmer het volgende:
Haggaï 2:1-9; Psalm 68.
K. Schilder wijst er op, dat de cultuur als zodanig niet zondig is. Niet de cultuur, maar de zonde in de cultuur wordt in het laatste gericht weggebrand.
Psalm 68 spreekt reeds van de glorie van de volkeren, die als buit in Jahweh’s tempelstad wordt binnen gebracht. “Als die man (van Psalm 68) tekent, hoe men van alle kant geschenken breng naar Jeruzalem, dan is dat niet een troostpreekje voor de arme luitjes in Jeruzalem, doch een overwinningswoord, dat Jahweh’s troonsbestijging bezingt”.
“En zo ziet nu de Apocalyps alle cultuurschatten van de heidenen als trofeeën in Nieuw Jeruzalem, dat wil zeggen in Christusstad, stad van Christus Victor”.
Het schone van deze gedachte is, dat de vrucht van de cultuurontplooiing van de afvallige mensheid uiteindelijk dienstbaar gesteld wordt aan de glorie van Gods verkoren kerk”.
Tot zover dit lange citaat.
Wie de genoemde gedeelten uit de Bijbel leest, zal snel instemmen met dit idee.
Alleen de vraag is dan wel: Hoe gebeurt het? Op welke manier worden de cultuurschatten ingedragen in het nieuwe Jeruzalem?
Ten eerste, denk ik, dat alle heiligen die sterven met de hier opgedane kennis in de hemel komen.
Weliswaar zal die kennis gezuiverd worden, maar hun werken zullen hun navolgen.
Met die kennis kunnen zij aan de slag bij de bouw van het nieuwe Jeruzalem.
Rembrandt kan zijn hier aangeleerde schilderstechnieken verder volmaken, en doeken schilderen die zijn ‘aardse’ doeken verre zullen overtreffen.
Wat voor Rembrandt geldt, geldt uiteraard voor iedereen. Iedereen zal de hier opgedane kennis kunnen inbrengen.
Ten tweede, denk ik, dat alle gestorven heiligen zicht hebben op de aarde.
Zie zien op welke manier een I-pad wordt gemaakt, en kunnen dat kopiëren.
Zelfs, denk ik, dat de gestorven heiligen terug kunnen kijken in het verleden.
Zij kunnen bijvoorbeeld de tempel van Salomo zien en, nog mooier, nabouwen.
Het nieuwe Jeruzalem is een prachtstad, die in aanbouw is onder de regie van Jezus.
De gestorven heiligen worden daarbij ingeschakeld, gebruikmakend van de talenten die zij hier ontwikkeld hebben.
Het nieuwe Jeruzalem wordt opgebouwd met aardse en hemelse materialen.
Dat beeld wordt ons in Openbaring 21 geschetst.
Al met al wordt het, voor mij in elke geval, steeds logischer dat het paradijs in de hemel is opgenomen, en dat in het paradijs de wereldstad wordt gebouwd.
Want alleen zo zij alle aardse materialen en grondstoffen voor handen!
De verwachting aan herstel van het huidige Jeruzalem moet minder worden, om de verwachting naar de komst van het nieuwe Jeruzalem te doen toenemen.
In de tijd van Salomo was Jeruzalem een prachtige stad.
Uit verre streken kwam men naar die stad om haar te bewonderen.
Over de hele wereld ging haar roem.
Geweldig.
Salomo kreeg veel wijsheid. God zegende hem rijkelijk.
Zo werd Jeruzalem de hoofdstad van een groot rijk waar vrede heerste.
Zo mooi als het toen was, zo is het nooit meer geworden.
Maar de beelden van dat Jeruzalem blijven de eeuwen door spreken.
Wat een schitterende stad. Wat een luisterrijk paleis.
Een centrum van macht en pracht.
Daar middenin die stad stond de tempel.
God in het centrum.
Ik denk dat dit eens zo schitterende Jeruzalem een voorafbeelding is van het nieuwe Jeruzalem.
Alleen de tempel mist, want God komt bij mensen wonen in een ‘tent’.
Hij wil gewoon onder de mensen verkeren. Geen afstand meer, maar samen door de tuin lopen, samen praten.
Heel gewoon.
De opzet van het paradijs wordt hersteld en vernieuwd.
Want in die grote stad zullen er zelfs straten zijn van goud.
God houdt van afwisseling.
Die tuinstad heeft zand- en modderpaden, een weggetje door het koren, een kronkel pad door de rimboe, een winkelstraat en straten van goud met aan weerskanten prachtige paleisjes.
Openbaring 21 zet ons verwachtingsvol aan het denken.
Maar niet alleen Openbaring 21 doet dat, door de hele Bijbel heen zijn verwachtingsvolle noties te vinden over het nieuwe Jeruzalem.
Zie het verhaal van Van Houwelingen in het volgende hoofdstuk.
Het huidige Jeruzalem is allesbehalve een stad van vrede.
Op de tempelberg staat een moskee.
Eén van de poorten is dichtgemetseld.
Er heerst verdeeldheid.
Het huidige Jeruzalem is qua inwonertal nauwelijks nog een wereldstad te noemen.
Het oude Jeruzalem heeft zich als het ware ontheiligd door Jezus Christus te laten kruisigen.
Daarna is het met het oude Jeruzalem bergafwaarts gegaan.
Van dat Jeruzalem hebben we niets meer te verwachten.
Jeruzalem wordt steeds meer de twistappel van de wereld.
Alle concentratie is nu nog op haar gericht.
Het huidige Jeruzalem zal op de jongste dag plaats moeten maken voor het nieuwe Jeruzalem.
Misschien niet zo concreet dat het hele oude Jeruzalem zal verdwijnen.
Maar wel zo dat alle aandacht uitgaat naar het nieuwe Jeruzalem, want die prachtige stad gaat de centrale plaats innemen op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.
Naar die stad mogen we verwachtingsvol uitzien.
Die stad moet een realiteit voor ons worden.
Onze toekomstverwachting mogen we zo concreet mogelijk invullen.
Niet voor niets dicteerde de engel dat Johannes het visioen over het nieuwe Jeruzalem moest opschrijven (Openbaring 22:10).
> Naar hoofdstuk 15: 15. Contouren van een nieuw Jeruzalem < > Rob van Houwelingen