16. Het nieuwe Jeruzalem daalt neer  ↔  Randy Alcorn


Johannes ziet in een visioen het nieuwe Jeruzalem neerdalen.
Zijn verslag daarvan is te lezen in Openbaring  21.
Dit visioen is ware openbaring, uitgedrukt in prachtig sprekende beelden.
Randy Alcorn heeft in zijn boek ‘Hoe zal het in de hemel zijn?’ veel aspecten van het nieuwe Jeruzalem helder onder woorden weten te brengen. Hij liet daarbij de hele Bijbel meespreken.
Omdat ik nog bij niemand anders een dergelijk heldere kijk heb ontdekt, wilde ik enkele van de betreffende hoofdstukken uit zijn boek op mijn website plaatsen.
Maar helaas, van de uitgever heb ik hiervoor geen toestemming gekregen.
Wel mag ik losse citaten tot zo’n 50 woorden opnemen.



Deze beperking kan de interesse vergroten om het boek zelf aan te schaffen.
Ik heb inmiddels het boek van Randy al driemaal gelezen en telkens ontdek ik er nog veel nieuwe en positieve gedachten in.
Ik zal mij dus beperken tot enkele citaten.
Allereerst een citaat uit het voorwoord, waarin wij worden aangespoord om bewust uit te kijken naar de hemel, en naar de vernieuwing van de aarde. Want veel christenen zijn de verwondering kwijtgeraakt voor het grootse, schitterende plan dat God voor ons in petto heeft.
Ik citeer uit blz. 14 en 15:

“In 125 na Christus schreef een Griek genaamd Aristides aan een vriend over het christendom en hij legde hem uit waarom deze ‘nieuwe religie’ zo in trek was: ‘Als onder de christenen een rechtvaardige heengaat uit deze wereld, verheugen ze zich en danken ze God, en wanneer ze afscheid nemen van het lichaam doen ze dat met liederen en dankzegging, alsof hij vertrekt naar een ander, dichtbijgelegen plaats’.
Dit vroegchristelijke perspectief klinkt ons vandaag de dag haast onwerkelijk in de oren, nietwaar? Maar hun overtuigingen waren gebaseerd op Schriftplaatsen als Filippenzen 1:21-23, waar de apostel Paulus schrijft: ‘Want voor mij is leven Christus en sterven winst (…) Ik weet niet wat ik moet kiezen (…) ik verlang ernaar te sterven en bij Christus te zijn, want dat is het allerbeste’. Paulus schrijft ook: ‘We weten dat zolang dit lichaam onze woning is, we ver van de Heer wonen. We (…)zouden ons lichaam liever verlaten om onze intrek bij de Heer te nemen’(2 Kor. 5:6-8).”


Paulus schrijft hier heel krachtig. Ik denk dat dit mee ingegeven is door het feit dat hij een wonderlijke ervaring heeft gehad. Hij heeft namelijk het ‘paradijs’ gezien (2 Korintiërs 12:4).

 

Over de neerdaling van het nieuwe Jeruzalem merkt Alcorn op (blz. 51):

“Wanneer het nieuwe Jeruzalem, dat in de hemel was, uit de hemel neerdaalt, bij God vandaan, waar gaat het dan heen? Naar de nieuwe aarde. En vanaf dat moment zal Gods woonplaats – de hemel – bij zijn verloste volk zijn, op aarde.
Sommige mensen zullen hier tegen inbrengen dat de nieuwe aarde geen hemel genoemd zou moeten worden. Maar als de hemel per definitie Gods speciale woonplaats is en we hier lezen dat ‘Gods woonplaats’ onder de mensen zal zijn, op de aarde, dan moeten de hemel en de aarde inderdaad dezelfde plaats zijn. De plek waar God bij zijn volk woont en op zijn troon zit, is de hemel. En in de Bijbel staat duidelijk beschreven dat ‘de troon van God en van het Lam’ in het nieuwe Jeruzalem gevestigd is, dat neerdaalt op de nieuwe aarde (Op. 21:1-3; 22:1).
God, die alomtegenwoordig is, kan wonen waar Hij maar wil. Elke plek waar Hij zijn troon vestigt, is de hemel. Hij heeft geopenbaard dat Hij de plek waar Hij woont zal verplaatsen van de plek die we nu de hemel noemen naar de nieuwe aarde, waar Hij samen met zijn opgestane volk zal leven. Wanneer Hij zijn koningstroon op de nieuwe aarde zet, zal dat de nieuwe aarde omvormen tot de hemel.”

Verderop (blz. 52) gaat hij verder met:

“Verschillende boeken over de hemel beweren dat het nieuwe Jeruzalem niet op de aarde zal neerdalen, maar dat het erboven zal blijven zweven. Dat is niet wat er in Openbaring 21: 2 staat. Wanneer Johannes de stad ziet ‘neerdalen’ uit de hemel, is er geen enkele reden om aan te nemen dat dat neerdalen stopt voordat ze de nieuwe aarde bereikt. (Als we zeggen dat een vliegtuig neerdaalt uit de lucht, verwachten we toch ook niet dat het nooit zal landen, of wel soms?) De aanname dat het nieuwe Jeruzalem boven de aarde zal blijven zweven komt voort uit de vooronderstelling dat de hemel en aarde altijd van elkaar gescheiden moeten blijven. Maar de Bijbel geeft aan dat ze samengevoegd zullen worden. De huidige onverenigbaarheid is een gevolg van een tijdelijke storing – de aarde gaat gebukt onder de zonde en onder de vloek. Wanneer deze storing eenmaal is opgeheven, zullen de aarde en de hemel weer volledig verenigbaar zijn (Ef. 1:10).”

Het idee dat het paradijs in de hemel is opgenomen, vond ik terug in het boek van Alcorn. Hij besteedt er een heel hoofdstuk aan om dit uit te werken. Een citaat (blz. 65):

“Eden werd niet vernietigd. Wat vernietigd werd, was het vermogen van de mens om in Eden te leven. Er zijn geen aanwijzigen dat de tuin van Eden zijn fysieke eigenschappen verloor en getransformeerd werd tot een geestelijke entiteit. Het lijkt erop dat de tuin is gebleven wat hij was, een fysiek paradijs, en is overgebracht naar een dimensie waartoe wij geen toegang hebben – hoogstwaarschijnlijk de huidige hemel, omdat we zeker weten dat de levensboom zich daar op dit moment bevindt (Op. 2:7).
God is nog niet klaar met Eden. Hij heeft de tuin bewaard, niet als een museumstuk, maar als een plaats die op een dag weer door mensen bewoond zal worden – en die nu al in zekere zin door mensen bewoond wordt in de tussentijdse hemel. Aangezien we in de Bijbel lezen dat de levensboom in het nieuwe Jeruzalem zal staan, aan beide zijden van een grote rivier
(Op. 22:2), lijkt het aannemelijk dat het oorspronkelijke Eden een groot park zal zijn in het   midden van de stad. Als de boom die zo kenmerkend was voor de tuin van Eden er zal zijn, waarom Eden zelf dan niet? Dat zou volmaakt aansluiten bij de bewering van Openbaring 2:7 dat de levensboom op dit moment in Gods paradijs staat.”

God heeft een plan om de aarde te verlossen. Alcorn, met vele anderen, geloven in een eindtijd waar het duizendjarig vrederijk deel van uitmaakt. Hij formuleert dit op blz. 144 heel voorzichtig:

“Ik heb gestudeerd aan onderwijsinstellingen waar een letterlijk duizendjarig rijk werd onderwezen en ik ben geneigd die visie over te nemen, hoewel ik de argumenten voor andere visies heb bestudeerd en begrijp. Maar christenen kunnen het oneens zijn over het duizendjarig vrederijk en het tegelijkertijd volledig eens zijn over de nieuwe aarde.”

Gezien deze visie, schrijft hij naar aanleiding van Jesaja 66:22, 2 Petrus 3:13 en Openbaring 21:1 het volgende (blz. 79):

“Er zijn nog veel meer passages die zinspelen op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, zonder deze termen daadwerkelijk te gebruiken. Gods verlossingsplan komt niet tot een climax bij de terugkeer van Christus en ook niet tijdens het duizendjarig vrederijk, maar op de nieuwe aarde. Pas dan zal al het onrecht worden rechtgezet. Pas dan zal er geen dood meer zijn, geen verdriet en geen pijn (Op. 21:1-4).”

Iets verderop schrijft hij (blz. 79):

“God zal zijn schepping niet in de steek laten. Hij zal haar herstellen. De vernietiging van de aarde zal niet permanent zijn, maar slechts tijdelijk. Precies zoals onze gebroken lichamen opgewekt zullen worden als nieuwe lichamen, zal de gebroken aarde tevoorschijn komen als een nieuwe aarde. We zullen niet naar de hemel gaan en de aarde achterlaten. In plaats daarvan zal God de hemel en de aarde samenbrengen in dezelfde dimensie, zonder een scheidingsmuur ertussen, zonder gewapende engelen om de volmaaktheid van de hemel af te schermen van de zondige mensheid (Gen. 3:24). Gods volmaakte plan is ‘om alles in de hemel en op de aarde onder één hoofd bijeen te brengen, onder Christus’ (Ef. 1:10).”

Alcorn ziet in het bovenstaande geen scheidingsmuur tussen de nieuwe hemel en de nieuwe aarde nadat deze zijn samengevoegd.
Ik denk dat om het nieuwe Jeruzalem een muur aanwezig blijft met aan elke kant drie poorten. Poorten die openstaan.
Alcorn schrijft dat later ook wel, maar hij situeert de muur niet helder. Hij heeft moeite om de afmetingen van het nieuwe Jeruzalem goed te plaatsen, omdat de genoemde hoogte vragen oproept. Een citaat (blz. 179):

“De eerste plaats die we mogelijk zullen willen onderzoeken is de grootste stad die ooit bestaan heeft – de hoofdstad van de nieuwe aarde. De Bijbel zegt dat het nieuwe Jeruzalem een plaats van uitzonderlijke schoonheid zal zijn, vol natuurwonderen – een gigantische tuin van Eden, vermengd met het beste uit de menselijke natuur, onder de heerschappij van Christus. Over heel deze reusachtige stad zullen overvloedige rijkdommen verspreid liggen, meer dan tijdens de hele menselijke geschiedenis ooit verzameld zijn.
De afmetingen van de stad zijn omgerekend 22.000 kilometer in de lengte, de breedte en de hoogte (Op. 21:15-16). Als een wereldstad van deze omvang in het midden van Noord-  Amerika zou worden neergezet, zou ze zich uitstrekken van Canada tot Mexico en van de Sierra Nevada tot aan de Apalachen. Vooral vanwege de genoemde hoogte is er discussie over de vraag of de afmetingen letterlijk of figuurlijk bedoeld zijn, maar het is duidelijk dat we ons een stad moeten voorstellen die groter is dan we kunnen bevatten. Mensen met een     afkeer van overbevolkte omstandigheden hoeven zich dus absoluut geen zorgen te maken.
Waarschijnlijk zullen er op de nieuwe aarde nog veel meer steden zijn, zoals de steden die Jezus noemt in de gelijkenis van de rentmeesters, waarin Hij zegt dat sommigen in het koninkrijk over vijf steden zullen heersen en anderen over tien (Luc. 19:17,19). De koningen van de volken die hun schatten naar het nieuwe Jeruzalem brengen moeten ergens vandaan komen, en ze keren ook ergens naar terug. Waarschijnlijk zijn zij afkomstig uit de andere steden die voorbij het nieuwe Jeruzalem gelegen zijn. Maar er zal geen enkele stad zijn zoals deze stad – want zij zal het thuis zijn van de Koning der koningen.
De hoofdstad van de hemel zal een lust voor het oog zijn. ‘De stad schitterde door Gods luister, met een schittering als van een edelsteen, als een kristalheldere jaspis’ (Op. 21:11). Johannes beschrijft de enorme rijkdom: ‘De muur was gemaakt van jaspis, en de stad zelf was van zuiver goud, helder als glas. De grondstenen van de stadsmuur waren versierd met allerlei edelstenen’(Op. 21:18-19). Johannes noemt vervolgens twaalf stenen, waarvan acht hetzelfde zijn als de stenen op het borstschild van de hogepriester (Ex. 28,29).
‘De twaalf stadspoorten waren twaalf parels, elke poort een parel op zich. De straten van de stad waren van zuiver goud en schitterden als glas’(Op. 21:21). De edelstenen en het goud zijn een teken van ongelooflijke rijkdom en een verwijzing naar de uitzonderlijke schatten van Gods heerlijkheid.”

Tot zover dit lange citaat, waarvan een groot deel rechtstreeks uit de Bijbel komt.
Alcorn durft door te denken. Zo veronderstelt hij dat buiten het nieuwe Jeruzalem vele steden aanwezig zullen zijn. Steden met elk een eigen karakter, waardoor een grote verscheidenheid aan cultuurschatten zullen worden ingebracht in het nieuwe Jeruzalem.

 

Met het neerdalen van het nieuwe Jeruzalem begint een nieuw tijdperk. Alcorn schrijft daar ook iets over, maar hij is daarin terughoudend. De Schrift is daarin namelijk ook weinig concreet.
Ik denk bijvoorbeeld dat de heersers over de steden niet eeuw in eeuw uit over dezelfde steden zullen blijven heersen. Zij zullen worden afgewisseld. Er zal geen verveling noch sleur zijn.
Elke dag zal een nieuwe uitdaging blijken te zijn.

 

> Naar hoofdstuk 17: 17. Bij de neerdaling van het nieuwe Jeruzalem wordt de aarde hersteld en vernieuwd.