18. Het laatste oordeel
Het machtige schouwspel over de neerdaling van het nieuwe Jeruzalem wordt in Openbaring ingekaderd tussen enkele bijzondere verzen.
Tussen Openbaring 20:7-14 :
Toen zag ik een grote witte troon en hem die daarop zat. De aarde en de hemel vluchtten van hem weg en verdwenen in het niets. Ik zag de doden, jong en oud, voor de troon staan. Er werden boeken geopend. Toen werd er nog een geopend: het boek van het leven. De doden werden op grond van wat in de boeken stond geoordeeld naar hun daden. De zee stond de doden die ze in zich had af, en ook de dood en het dodenrijk stonden hun doden af. En iedereen werd geoordeeld naar zijn daden. Toen werden de dood en het dodenrijk in de vuurpoel gegooid. Dit is de tweede dood: de vuurpoel. Wie niet in het boek van het leven bleek te staan werd in de vuurpoel gegooid.”
en Openbaring 21:27:
Ik heb in deze beide gedeelten de woorden de geliefde stad en het boek van het leven vet gedrukt.
Dit omdat het hier in beide gedeelten over dezelfde stad gaat: het nieuwe Jeruzalem.
In de eindtijd zullen de ongelovigen optrekken naar de geliefde stad, het nieuwe Jeruzalem.
Wie dit deel van Openbaring zo letterlijk mogelijk wil lezen zal concluderen dat Openbaring 20:7-14 niet in een logische tijdsvolgorde is opgeschreven. Want voordat God gaat oordelen zullen eerst alle mensen uit de dood en het dodenrijk opstaan. Dus eerst gebeurt het volgende:
Echter een vers eerder schrijft Johannes.:
Het lijkt erop dat beide gebeurtenissen tegelijk plaatsvinden.
Uit Johannes 5 weten we het volgende:
Er is dus een oordeel ten leven en een oordeel ten dood.
Ik denk dat het oordeel ten leven zal plaatsvinden voor Gods troon. Alle gelovigen, die al in de hemel zijn, zullen eerst een onvergankelijk lichaam aandoen. Hun oude lichaam zal als het ware opstaan uit de dood. Zij krijgen hun ‘oude’ identiteit terug. Zo zullen zij als herboren mensen voor Gods troon verschijnen. Zij zullen geoordeeld worden op basis van het boek van het leven, naar hun daden.
Ik verwacht dat het oordeel ten dood op grote afstand van Gods troon zal plaatsvinden. De ongelovigen zullen niet eerst in de hemel toegelaten worden om daar veroordeeld te worden.
Nee, ze blijven buiten de hemel. Ze blijven zelfs buiten de geliefde stad, het nieuwe Jeruzalem.
De ongelovigen zullen ook allemaal opstaan en een onvergankelijk lichaam aandoen, maar ze zullen opstaan op de nieuwe aarde. In de verte zullen ze het nieuwe Jeruzalem zien liggen.
Op dat moment zal Satan in hun midden verschijnen.
Ze zullen alsnog een keuze moeten maken.
Satan is erop uit om hen te verleiden, terwijl zij in de verte de werkelijkheid van het nieuwe Jeruzalem voor ogen hebben.
Wat zullen de volkeren kiezen?
Een deel zal alsnog voor God kiezen. Deze heiligen zullen zich in een kamp terugtrekken.
Al de overigen zullen zich opmaken om dit kamp en de geliefde stad te omsingelen.
In hun dwaasheid denken ze nog een kans te hebben.
Maar door zó te handelen, veroordelen zij zichzelf.
Zó gaat alles wat in Romeinen 1:18-32 staat nu in vervulling, maar ook straks.
De ongelovigen die opstaan houden ook hun eigen identiteit, hun eigen ‘oude’ karakter.
Opnieuw zullen velen tegen Christus kiezen.
Definitief!
We lazen eerder:
Bij dit vers moeten we bedenken dat het hier uitsluitend gaat om de goddelozen die opstaan.
Immers in Openbaring 20:4-5 zagen we dat de rechtvaardigen al eerder zijn opgestaan:
Die andere doden, de goddelozen, komen pas tot leven op de jongste dag.
Ze zullen opstaan uit de dood (= graf) en het dodenrijk (= hel).
Ik denk dat een gedeelte van de goddelozen in de dood (= graf) in een ‘zielenslaap’ zijn, en de overigen in het dodenrijk ( = hel).
Met name de gelijkenis van Jezus over de arme Lazarus (Lucas 16) laat zien dat hemel en hel realiteiten zijn.
De heiligen komen in de hemel, en allen die bewust God verwerpen komen in de hel.
Maar, ik denk, dat allen die niet bewust hebben kunnen kiezen, alle twijfelaars en onwetenden noch in de hemel noch in de hel zullen komen. Zij zullen pas op de jongste dag uit het graf opstaan, een onvergankelijk lichaam ontvangen. Daarna zullen zij echt moeten kiezen.
Ook het dodenrijk (= hel) zal zijn doden afstaan.
In de hel zijn de doden actief. Zij hebben een helder bewustzijn. Dat laat de gelijkenis van de arme Lazarus duidelijk zien. Die ‘actieve’ doden zullen opstaan en ook een onvergankelijk lichaam ontvangen. Ook zij zullen moeten kiezen. Maar in feite staat hun keuze al vast. Zij zijn met huid en haar verbonden aan Satan en zullen hem volgen.
Satan gaat eropuit om alle volkeren te verleiden, met al zijn volgelingen aan zijn zijde.
Zo proberen ze hen die uit de ‘zielenslaap’ ontwaakt zijn te verleiden.
Gedeeltelijk lukt dat, want slechts een deel verzamelt zich (of beter: laat zich verzamelen) in het kamp van de heiligen.
In het hierboven geschetste beeld ga ik in tegen gangbare opvattingen.
Immers de ‘zielenslaap’ is sterk afgewezen.
Maar de theologen die de ‘zielenslaap’ bepleitten, meenden dat na de dood elk mens dit overkwam.
Eén van die theologen, ds. C. Vonk , schreef zelfs het boekje met de veelzeggende titel: “De doden weten niets”.
Ik heb een héél ander idee over de zielenslaap.
Allereerst gaan alle heiligen na hun sterven direct naar de hemel.
Allen die doelbewust Christus hebben afgewezen komen in de hel.
Enkel zij die geen keuze hebben kunnen maken geraken na hun sterven in een ‘zielenslaap’.
Na hun opstanding op de jongste dag moeten zij dan wèl echt kiezen.
Tijdens de zielenslaap, veronderstel ik, blijft op een bepaald niveau hun bewustzijn werkzaam.
In elk geval is hun bewustzijn na hun opstanding zo ‘geconditioneerd’ dat zij elk een eerlijke kans krijgen om hun keus te maken.
Een tweede reden, waarom ik denk dat hun bewustzijn werkzaam blijft, is dat elk mens geschapen is met eeuwigheidswaarde.
Tot nu toe heb ik het laatste oordeel vooral belicht op basis van Openbaring 20:7-14.
Ik probeer in eerste instantie de teksten zo letterlijk mogelijk te nemen.
Dat biedt doorgaans veel perspectief en mooie vooruitzichten.
Bij het lezen van de tekst ‘Dan gaat hij eropuit om de volken aan de vier hoeken van de aarde, Gog en Magog, te misleiden’ voel ik mij bevestigd.
De piramidevorm van de nieuwe hemel en nieuwe aarde is geopenbaard.
Tijdens het laatste oordeel gaat God alles recht zetten.
De Rechtvaardige zal liefdevol en barmhartig Zijn recht doen gelden.
De hele Schrift leidt ons verwachtingsvol naar het laatste oordeel.
Zelfs de gruwelijkheden die in de Bijbel voorkomen, krijgen dan hun betekenis.
Alle puzzelstukjes zullen ineen passen.
Vanuit deze invalshoek wil ik nog op enkele punten ingaan.
Want wij mensen verduisteren vaak de Bijbel, waardoor veel mensen zich afwenden van de liefdevolle God.
Te vaak blijven velen steken in het probleem van het lijden.
Sommigen beweren dat Job geen antwoord heeft gekregen.
Anderen wijzen erop dat Jezus, toen Hij uitriep ‘Mijn God, mijn God, waarom verlaat u Mij?’ ook geen antwoord kreeg.
Ik wil dit recht gaan zetten, want Job kreeg antwoord en Jezus wist het antwoord al.
In de Schrift is veel te vinden over het laatste oordeel.
Veel theologen hebben zich er mee bezig gehouden.
Ik ben met name geraakt door het idee van Randy Alcorn, dat wie hier lijdt om Christus straks compensatie mag verwachten.
De volgende punten wil ik aanstippen:
18.2. Jezus wist het antwoord
18.3. Wie lijdt om Christus ontvangt compensatie
18.4. Ons oordeel over alle gruwelijkheden moeten we opschorten
18.5. God schakelt heiligen in bij het laatste oordeel
18.6. Zij die uit de zielenslaap ontwaken krijgen een reële kans
18.7. Tijdens het laatste oordeel is het gebed van de heiligen van invloed
18.8. De hemel en de hel zullen als ‘woonplaats’ verdwijnen
18.9. Waar blijven Satan en alle goddelozen?
18.10. Is eeuwig ook echt eeuwig, eeuw in eeuw uit?
18.1. Job kreeg antwoord
Het boek Job wordt door velen gedateerd voor de vijf boeken van Mozes.
Dit boek is dan het eerste Bijbelboek dat geschreven is.
Een fundamenteel boek waar velen naar teruggrijpen.
Vooral mensen die in grote nood verkeren vinden daarin herkenning.
Job ondervond in een korte periode zeer heftige tegenslagen.
De ene slag volgde de andere op.
Het verdere verhaal zal bekend zijn.
Job sprak met vrienden en met God.
Uiteindelijk bracht de HEER een keer in het lot van Job.
We lezen dat aan het einde van het boek Job:
Al zijn broers en al zijn zusters, en iedereen die hem van vroeger kende, kwamen naar zijn huis om samen met hem te eten; ze schudden hun hoofd en troostten hem, omdat de HEER zoveel rampspoed over hem had uitgestort. En elk van hen gaf hem een geldstuk en een gouden ring. De HEER zegende Job in zijn latere leven nog meer dan in zijn vroegere, en zo kreeg Job veertienduizend schapen en geiten, zesduizend kamelen, duizend span runderen en duizend ezelinnen. Ook kreeg hij zeven zonen en drie dochters. De eerste dochter noemde hij Jemima, de tweede Kesia en de derde Keren-Happuch. In het hele land waren geen mooiere vrouwen dan de dochters van Job. En hun vader gaf aan hen een even groot erfdeel als aan hun broers. Hierna leefde Job nog honderdveertig jaar en hij zag zijn kinderen en de kinderen van zijn kinderen opgroeien, tot het vierde geslacht. En toen stierf Job, oud en verzadigd van het leven.” (Job 42:10-17)
De HEER heeft Job opnieuw gezegend; Hij gaf hem het dubbele.
In denk dat in die zegen Job (in het hier en nu) het tweede antwoord heeft gekregen.
Zijn eerste dochter noemde hij Jemima; dat ‘duif’ betekent. Job ervoer vrede.
Zijn tweede dochter noemde hij Kesia; wat ‘kameel’ betekent. Job kon verder.
Daarna leefde Job nog honderdveertig jaar; tijd te over om van al zijn kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen te genieten.
Uiteindelijk stierf Job, oud en verzadigd van het leven.
De vraag blijft, of al die latere ontvangen zegeningen het eerdere verlies hebben ‘gecompenseerd’.
Job zal wel het gemis, alles wat hij heeft moeten verliezen, blijvend hebben gevoeld.
Maar daar staat tegenover dat hij rechtstreeks met God heeft mogen spreken en dat God hem een les heeft geleerd. God heeft hem Zijn soevereine macht en Zijn grootheid doen kennen.
Daarin ontving Job het eerste antwoord.
Tenslotte is Job (wat we zeker mogen aannemen) na zijn sterven in de hemel opgenomen.
Daar heeft hij al zijn eerste kinderen mogen ontmoeten.
Later ook zijn vrouw, en al die andere kinderen die hem volgden in het geloof.
In de hemel is het een grote familiereünie geworden, met Job als de man die over al zijn doorstane beproevingen kon terugblikken.
Wat een leerschool.
Mijn verhaal (zo constateert Job) is opgetekend in de Bijbel, en is velen van nut geweest.
Ik (Job) ben door de HEER gebruikt.
Job heeft in de hemel de HEER van aangezicht tot aangezicht ontmoet.
Ze hebben met elkaar gesproken.
Op een gegeven moment kreeg het gesprek het karakter van een welbevindingsgesprek.
De HEER vroeg Job hoe hij terugzag op zijn aardse leven.
Tenslotte vroeg de HEER: ‘Als je het aardse leven over zou mogen doen, zou je dan voor hetzelfde leven kiezen of zou je liever een ander hebben willen zijn?
Inmiddels heb je hier in de hemel vele anderen ontmoet. Jij kent hun aardse leven.
Zou jij, met jouw eigenschappen, liever het leven van een ander gehad willen hebben?’
Job dacht na, zo denk ik mij in, en antwoordde stellig: ‘HEER, alles overziend hebt U mijn leven schitterend geleid. Dat ondanks alle beproevingen. Ik wil met geen ander ruilen, want het leven wat u mij gaf is leerzaam en enerverend geweest. Het paste bij mijn karakter, het was goed.’
Job heeft zo, in de ontmoeting met zijn HEER, het definitieve antwoord gevonden!
18.2. Jezus wist het antwoord
Jezus heeft zeven kruiswoorden uitgesproken.
Eén van die kruiswoorden is de vraag: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?
In orthodoxe kring wordt vaak aangenomen dat Jezus deze vraag al klagende uitsprak.
Moderne christenen leggen meer het accent op de vraag zelf. Het feit dat Jezus deze vraag stelde en dat daarop geen antwoord volgde. Jezus zou zò Zijn smartelijk lijden onderstrepen. Zelfs Zijn Vader zweeg.
Ik denk dat we deze vraag van Jezus anders moeten opvatten.
Laten we eerst eens kijken naar alle zeven kruiswoorden:
2. Ik verzeker je, nog vandaag zul je met mij in het paradijs zijn (Lucas 23:43)
3. Vrouw, zie uw Zoon! Zie, uw moeder! (Johannes 19:26-27)
4. Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? (Matteüs 27:46; Marcus 15:34)
5. Mij dorst! (Johannes 19:28)
6. Het is volbracht! (Johannes 19:30)
7. Vader, in uw handen beveel ik mijn geest (Lucas 23:46)
De kruiswoorden zijn alle letterlijk te lezen.
Op het tweede kruiswoord kom ik in dit verband nog terug.
Maar nu eerst het vierde kruiswoord.
Jezus hing aan het kruis als lam en als leeuw.
Als lam deed Hij Zijn mond niet open.
Dat weten we uit Handelingen 8:32:
Aan het kruis werd Zijn lichaam afgebroken.
Daar zweeg Jezus over. Dat was te zien!
Aan het kruis sprak Jezus als Leeuw en als Leraar.
Alle zeven kruiswoorden onderstrepen dat.
Hij sprak met gezag!
Het vierde kruiswoord is en blijft een vraag.
Hoe moeten we die verstaan?
Is het een klacht?
Wist Jezus van te voren niet dat God Hem zou verlaten?
Drukte de verlatenheid op dat moment zo zwaar op Jezus dat Hij echt niet meer wist, dat Hij ook dat moest ondergaan?
Ik denk dat Jezus in Getsemane zijn toekomstige lijden onder ogen heeft gezien (Marcus 14:32-42).
Hij heeft toen Zijn Vader gevraagd of het niet anders kon.
Maar tegelijk heeft Hij daarbij aangegeven dat als het echt niet anders kon, dat Hij dan de wil van Zijn Vader zou volbrengen.
Na dit heftige gesprek met Zijn Vader is Jezus vol overtuiging verder gegaan, richting kruis.
Hangend aan het kruis kwam, denk ik, geen klacht over Zijn lippen.
Hij regelde eerst wat er nog geregeld moest worden.
Alle kruiswoorden waren bestemd voor de omstanders, en indirect voor jou en voor mij.
Zo is ook het vierde kruiswoord bedoeld; het is bestemd voor allen die het horen moeten.
Hier vindt iets groots plaats. Hier gaat het om.
Jezus doorstaat de Godverlatenheid, opdat wij nooit meer door God verlaten zouden worden.
Jezus laat dit aan ons weten; met een vraag!
Een vraag, waarop Hij Zelf het antwoord wist.
Een vraag, waarop wij het antwoord behoren te zoeken.
Een vraag, die wij blijvend moeten doordenken.
Ik denk dat Jezus, als Leraar, het vierde kruiswoord vol overtuiging heeft uitgesproken.
Hij wist immers dat Hij nog diezelfde dag in het paradijs zou lopen.
Hij bereidde zich voor op Zijn triomfwoord: “Het is volbracht”.
Ondertussen wilde Hij Zijn leerlingen nog iets meegeven.
Hij is inderdaad door de Vader verlaten, zoals tevoren voorzegd was. (Lucas 24:26)
Dit moesten zij weten.
Dit moeten alle gelovigen weten, opdat zij moeten inzien dat zij nooit meer door de Vader verlaten zullen worden!
Nu terug naar het tweede kruiswoord.
Ook dat kruiswoord sprak Jezus zelfverzekerd uit.
Hij legde er zelfs de nadruk op:
Na Zijn overwinning was Jezus gerechtigd het paradijs te heropenen.
Dat wil Hij ons hier laten weten.
Bovendien wil Hij er geen gras over laten groeien: nog vandaag zal dat gebeuren!
Jezus weet wat Hij zegt.
Hij zegt niet: “Nog vandaag zul je met mij in de hemel zijn.”
Nee, dat is iets wat wij er maar van maken.
Wij kunnen ons nauwelijks voorstellen dat het paradijs in veiligheid is gebracht.
Zò groot over God denken, dat wordt moeilijk!
Maar ja, Jezus zegt het uitdrukkelijk.
Jezus sprak eens: ‘Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven’.
Aan het kruis zien we dat deze woorden gaandeweg in vervulling gaan.
Jezus gaat op weg naar het Paradijs.
Samen met Zijn Vader lopen ze, op de avond van de eerste Goede Vrijdag, over de paden waarop eens Adam en Eva liepen.
De misdadiger die naast Hem hing, mag ook mee lopen.
Maar uiteraard ook vele anderen.
Ook Elia en Mozes. Adam en Eva. David en Salomo. Ruth en Deboa.
Jezus’ verblijf in het paradijs kon op dat moment slechts van korte duur zijn.
Jezus zou immers op de paasmorgen opstaan.
De hele schepping moest weten dat Hij de dood had overwonnen.
Zo ging Hij op de paasmorgen terug naar de aarde, vergezeld door engelen.
Maar ook vergezeld van gelovigen die gelijktijdig met Hem mochten opstaan, om zo het grote wonder extra te onderstrepen.
Hij kwam uit het graf, door eigen kracht.
Voor even verbleef Hij nog op de aarde.
Bij Zijn hemelvaart ging Hij terug naar het hemels paradijs om daar woningen voor te bereiden voor alle heiligen.
Het tweede kruiswoord is van cruciaal belang.
De Leeuw uit Juda bouwt, samen met alle ‘gestorven’ heiligen, aan het nieuwe Jeruzalem.
Hij heeft Zijn bruid duur gekocht.
Hij zal al de Zijnen nooit verlaten.
Want: Het is volbracht!
18.3. Wie lijdt om Christus ontvangt compensatie
Het idee dat God in het hiernamaals alle onrecht dat de heiligen is aangedaan zal compenseren, heb ik van Randy Alcorn. In zijn boek ‘Hoe zal het in de hemel zijn?’ brengt hij dit idee enkele keren naar voren. God is immers rechtvaardig en Hij zal recht verschaffen. God zal alles rechtzetten.
Dat zal Hij zeker in het hiernamaals doen.
In het hiernumaals maakt Hij er vaak al een begin mee.
Dat zien wij bij Job. Na een moeilijke periode wordt hij rijk gezegend.
Dat zien wij bij Jozef. Na meerdere keren onrechtvaardig te zijn behandeld wordt hij onderkoning van Egypte.
Dat zien wij bij Elia. Na een leven met vele moeite volle momenten wordt hij op een vorstelijke manier thuis bij de HEER gebracht (2 Koningen 2:12).
Randy Alcorn schreef het volgende (blz. 224):
De hemel biedt meer dan troost – ze biedt compensatie. Zou het kunnen zijn dat dat mensen die een tragedie meemaken daarvoor een soort compenserende beloning ontvangen, op dezelfde manier als de hongerigen in de hemel gevoed zullen worden en de mensen die nu huilen zullen lachen.”
Alcorn schreef dit aan aanleiding van het Schriftgedeelte uit Luca 6:21-23.
En verderop schrijft hij (blz 227):
Het bovenstaande is te onderbouwen met teksten als:
- “Ik kom spoedig, en heb het loon bij me om iedereen te belonen naar zijn daden.” (Openbaring 22:12)
- “‘Zij mogen uitrusten van hun inspanningen, want hun daden vergezellen hen’.” (Openbaring 14:13)
De compensatie in het hiernamaals is slechts goed in te denken bij een juist beeld over de hemel.
Velen vergeestelijken Gods koninkrijk; zij beschouwen het als buitenaards en immaterieel.
Maar de Bijbel vertelt ons iets anders.
Alcorn reikt, volgens mij, een vrij betrouwbare beeldvorming aan, gebaseerd op tal van Bijbelteksten.
Hij zet ook aan tot verder nadenken. Zo schrijft hij (blz. 140):
Verder schrijft hij (blz. 197):
God neemt kennelijk de tijd om zijn geliefden te compenseren.
Ook Openbaring 21:4 past goed bij deze verbeelding:
Het idee dat je voor het welbevindingsgesprek terug kan kijken naar je vroegere leven op aarde, en daarover opnieuw pijn kan voelen, kan goed stroken met deze laatste tekst. Want deze zin staat in de toekomstige tijd: Er zal geen pijn meer zijn. Dat laat ruimte voor het idee, dat er eerst wèl een tijd zal zijn om pijn te verwerken en om getroost te kunnen worden. Pas in een later stadium zal er dan geen pijn meer zijn. Gepaard met groeipijn komt zo de volmaaktheid steeds meer in zicht.
18.4. Ons oordeel over alle gruwelijkheden moeten we opschorten
In de Bijbel komen we veel gruwelijkheden tegen.
In omvang is de zondvloed wellicht de gruwelijkste ramp. Daarin zijn naar alle waarschijnlijkheid miljoenen mensen op een verschrikkelijke manier om het leven gekomen.
God zelf heeft deze ramp over de wereld gebracht.
Waarom zo drastisch?
God gaf ook het volk Israël het bevel om alle volken in Kanaän uit te roeien. (Exodus 23:23,
Jozua 11:20)
God Zelf werkte daar aan mee. Hij liet de muren van Jericho omvallen. (Jozua 6)
Waarom zo drastisch?
In deze beide gevallen weten we waarom God zó heeft gehandeld als Hij gehandeld heeft.
De maat van hun zonde was vol.
Maar in de verreweg de meeste gevallen kunnen we God nu nog niet narekenen.
Ons komt het oordeel nu nog niet toe.
Straks, na de jongste dag, mogen we het boek van de geschiedenis inkijken.
Alles mogen we dan beoordelen.
God heeft dan niets te verbergen.
Dan zal blijken dat God de regie over alles heeft gehad.
Niets is Hem ontgaan.
Alles heeft Hij laten meewerken ten goede.
Wat nu voor ons nog onbegrijpelijk is, wordt na de jongste dag begrijpelijk.
Maar ook nu zijn we geroepen om Gods handelen naar ongelovigen te verklaren.
Want vele struikelen over de gruwelijkheden die kennelijk een almachtig God zou toelaten.
Hoe kan dat?
Hoe kan een liefdevolle Vader, die almachtig is, zoveel lijden toestaan?
Deze vraag is al door velen aan de orde gesteld.
Op de antwoorden die al gegeven zijn, kan ik nauwelijks iets toevoegen.
Alleen het volgende: Oordeel niet over een detail, maar oordeel over het leven tot aan het moment dat de HEER het welbevindingsgesprek met je houdt.
De mens is geschapen met eeuwigheidswaarde.
In dat perspectief moet ons oordeel staan.
We moeten niet oordelen over een detail.
Als je slechts een tijdsfragment van één minuut van de Matteüs Passion hoort, dan kan je natuurlijk géén oordeel over het geheel uitspreken.
Zo kan je ook nooit iemands leven beoordelen, want je ziet slechts maar één detail.
Het leven in het hiernamaals ontgaat ons ten ene male.
Vandaar dat we terughoudend moeten zijn in ons oordeel.
Bij Job zagen wij dat hij in het hier en nu compensatie heeft ontvangen.
Hij ontving het dubbele en hij leefde nog honderdveertig jaar.
Verondersteld mag worden dat hij in het hiernamaals nog méér compensatie heeft ontvangen.
Hij is in de hemel ontvangen door familie en vrienden.
Zij hebben, als in een film, hun aardse leven opnieuw samen beleefd.
Alles komt boven.
Job wordt dan door familie en vrienden op de juiste manier getroost.
En Job zelf heeft zijn ervaring met zijn familie en vrienden gedeeld.
Het idee dat God zowel in het hiernumaals als in het hiernamaals compensatie geeft, moet ons terughoudend maken in ons oordeel.
In het vervolg zal ik uitgebreid ingaan op twee punten die ook ons oordeel mogen beïnvloeden.
Het eerste punt is dat God heiligen inschakelt bij het laatste oordeel.
God delegeert. God heeft zoveel vertrouwen in heiligen dat Hij het oordeel aan hen delegeert.
Dit feit alleen al moet ons terughoudend maken in ons huidige voorlopige oordeel.
Het tweede punt is dat God aan allen die uit de zielenslaap ontwaken een reële kans geeft.
Buiten hen die na het overlijden naar de hemel of naar de hel gaan, zullen de overigen in een zielenslaap geraken. Zij zullen opstaan en alsnog moeten kiezen.
Omdat God het hart aanziet, weten we niet precies wie waar heen gaat.
Duidelijk is wel dat alle heiligen in de hemel komen.
Maar wie richting hel gaan, dan wel in de zielenslaap geraakt, dat blijft nog een kort moment verborgen. Deze feiten moeten ons terughoudend maken in ons oordeel.
Wij moeten ons oordeel opschorten.
18.5. God schakelt heiligen in bij het laatste oordeel
God bereidt het laatste oordeel heel goed voor. Hij gaat niet alles Zelf doen, Hij gaat veel aan de heiligen delegeren. Hij heeft in hen alle vertrouwen.
Bij voorbaat corrigeert God zo het beeld, als we dat al hebben, van een harde Rechter.
Doelbewust schakelt God heiligen in om zo te laten zien dat het oordeel dat komt heel breed gedragen zal worden. Alle heiligen zullen dit niet alleen ondersteunen, maar zij zullen het zelfs uitspreken.
De volgende verzen roepen dit beeld op:
- “Op de dag van het oordeel zullen de Ninevieten samen met deze generatie opstaan en haar veroordelen; want zij hadden zich bekeerd na de prediking van Jona, en hier ziet u iemand die meer is dan Jona!” (Matteüs 12:41-42 en Lucas 11:31-32)
- “Op de dag van het oordeel zal de koningin van het Zuiden samen met deze generatie opstaan en haar veroordelen; want zij was van het uiteinde van de aarde gekomen om te luisteren naar de wijsheid van Salomo, en hier ziet u iemand die meer is dan Salomo!”
- “Weet u dan niet dat Gods heiligen over de wereld zullen oordelen?” (1 Korintiërs 6:2)
Het laatste oordeel zal worden uitgesproken door mensen waarvan we het niet verwachten.
Ninevieten? De koningin van het Zuiden?
Ja, zelfs zij zijn in de hemel opgenomen en zullen tijdens het laatste oordeel worden ingeschakeld.
Maar ook, Gods heiligen. Zij zullen mee het oordeel uitspreken.
Vooral dat tot tweemaal toe de koningin van het Zuiden wordt genoemd, dat geeft te denken.
God schakelt ook vrouwen in bij het laatste oordeel.
Ook vrouwen zullen op tronen zetelen en recht spreken!
18.6. Zij die uit de zielenslaap ontwaken krijgen een reële kans
De zielenslaap is omstreden, omdat aanhangers van de zielenslaap poneerden dat ieder mens dat overkomt. Juist dát gaat dwars tegen de Schriften in. Denk aan de misdadiger aan het kruis en aan de gelijkenis van de arme Lazarus.
Alle gelovigen gaan via de dood naar het hemels paradijs. Hen wacht geen oordeel meer, zij worden daarentegen ingeschakeld bij het laatste oordeel.
De volgende verzen ondersteunen dit:
- “Waarachtig, ik verzeker u: wie luistert naar wat ik zeg en hem gelooft die mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven; over hem wordt geen oordeel uitgesproken, hij is van de dood overgegaan naar het leven.” (Johannes 5:24)
- “Gelukkig en heilig zijn zij die deel hebben aan de eerste opstanding. De tweede dood heeft geen macht over hen. Zij zullen priesters van God en van de Messias zijn en duizend jaar lang samen met hem heersen.” (Openbaring 20:6)
- “ Weet u dan niet dat Gods heiligen over de wereld zullen oordelen? Weet u dan niet dat wij over de engelen zullen oordelen? ”(1 Korintiërs 6:2-3)
Over de zielenslaap heb ik in reactie 11, onder het kopje Eerst wil ik echter nog twee ideeën verder uitwerken, meer geschreven.
In het kort wil ik daaruit nog iets aanhalen.
Wie meer wil weten, verwijs ik naar de uitgebreide uitwerking in reactie 11.
Velen denken dat God niet rechtvaardig kan oordelen over mensen die geen keus hebben kunnen maken. Vooral over mensen die opgegroeid zijn binnen het Mohammedanisme, Boeddhisme, Hindoeïsme en in andere culturen waar ze nooit van Christus hebben gehoord.
Hoe kan God dergelijke mensen oordelen?
Of komen ze allemaal in de hel, wat voor ons gevoel toch oneerlijk zou zijn?
Vragen genoeg, vooral als je denkt in het schema: hemel óf hel.
Dergelijke vragen lossen op als je weet dat allen die géén keus hebben kunnen maken na hun sterven in zielenslaap raken, en na hun ontwaken tijdens de jongste dag een reële kans krijgen.
Ik denk dat Openbaring 20:5 zowel deze zielenslapers als zij die in de hel zijn omvat.
De zielenslapers zijn de doden die uit de dood opstaan.
Zij die in de hel zitten, zullen op de jongste dag opstaan uit het dodenrijk.
Tenminste zo lees ik Openbaring 20:13:
Laten we nog een keer Openbaring 20:7-10 lezen:
De Satan wordt pas losgelaten op het moment dat het nieuwe Jeruzalem al is neergedaald en alle doden zijn opgestaan. Alle doden hebben inmiddels een onvergankelijk lichaam aangedaan en oriënteren zich op de nieuwe situatie waarin zij beland zijn.
Enerzijds zien zij in de verte het nieuwe Jeruzalem, anderzijds staan zij midden op een aarde die sterk veranderd is.
Wat moeten zij doen?
Op datzelfde moment arriveert de Satan met al de zijnen.
Zij komen uit de hel om nog zoveel mogelijk volken te verleiden.
Zij die uit de hel komen twijfelen niet, zij zetten de aanval in tegen het kamp van de heiligen en de geliefde stad.
Zij hopen dat zoveel mogelijk mensen die uit de zielenslaap zijn ontwaakt hen daarin zullen volgen.
Al de mensen die uit de zielenslaap zijn ontwaakt staan voor een reële keus.
Zij krijgen een reële kans.
Zij kunnen zich ook voegen in het kamp van de heiligen.
Het wordt spannend!
In de geliefde stad staan de heiligen klaar om een oordeel te gaan vellen.
Zij hebben zich goed voorbereid.
Maar wat zien ze gebeuren!
Het lijkt wel op een tafereel wat wel eens in een rechtbank is voorgekomen.
De rechters hebben plaatsgenomen. De beklaagde wordt binnengeleid.
Het slachtoffer heeft zijn plaats ingenomen.
En dan ineens rukt de beklaagde zich los van zijn bewakers en maakt aanstalten om het slachtoffer dan wel de rechters aan te vallen.
Duidelijk zal zijn dat wie het kamp van de heiligen en de geliefde stad aanvalt, zichzelf veroordeelt.
Niemand in het kamp van de heiligen en geliefde stad zal daarom nog treuren over wat er verder volgt. Vuur daalt neer uit de hemel en verteert hen. En de duivel, die hen misleidde, wordt in de poel van vuur en zwavel gegooid, bij het beest en de valse profeet. Daar zullen ze dag en nacht worden gepijnigd, tot in eeuwigheid.
Abrupt worden alle goddelozen in de poel van vuur en zwavel gegooid.
Worden daarmee alle goddelozen over één kam geschoren?
Zullen de aangestelde rechters geen recht meer spreken?
We weten wél anders.
Jezus heeft immers ondermeer gezegd:
- “Ik zeg je dat op de dag van het oordeel het lot van Sodom draaglijker zal zijn dan dat van jou.” (Matteüs 11:24)
- “Hij wordt dank zij jullie een hellekind tot in het kwadraat.” (Matteüs 23:15)
Paulus voegt daar nog aan toe:
(2 Korintiërs 5:10)
18.7. Tijdens het laatste oordeel is het gebed van de heiligen van invloed
God verleent kracht aan het gebed van heiligen, ook tijdens het laatste oordeel.
De heiligen zullen zicht hebben op alles wat er zich afspeelt.
Zij zullen mensen herkennen die een keus moeten maken.
Zij zullen zich met deze mensen verbonden weten.
Zij zullen voor hen bidden.
God, de Barmhartige, zal hun gebed horen.
De uitkomst zal verrassend zijn.
18.8 De hemel en de hel zullen als ‘woonplaats’ verdwijnen
De hemel is de woonplaats van God.
Misschien is het juister om te zeggen: Waar God woont, daar is de hemel.
Nu weten wij dat God bij de mensen komt wonen, op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.
Johannes zag al de contouren van het nieuwe Jeruzalem dat neerdaalt.
Dat nieuwe Jeruzalem bevatte hemelse schatten.
God verhuist en Hij neemt het mooiste mee.
Zo maakt Hij een nieuwe woning die veel mooier en luisterrijker is dan de ‘oude’ hemel.
Zodra God Zijn nieuwe woning betrekt, raakt de ‘oude’ hemel leeg.
God is van plan om eeuwig bij de mensen te blijven wonen.
Dus Zijn nieuwe woning is Zijn definitieve woonplaats.
De ‘oude’ hemel zal leeg blijven en als Gods woonplaats verdwijnen.
De hel is de tijdelijke woonplaats van de duivel.
Voordat de duivel in opstand kwam tegen God woonde hij bij God in de hemel.
Na zijn opstand huisde hij in de hel, terwijl hij nog toegang had tot de hemel.
Nadat Christus hem in de hel heeft verslagen, is hem de toegang tot de hemel ontzegd.
Bovendien heeft Christus hem toen gebonden, voor duizend jaar.
Dit gezien alle gruwelijkheden die plaatsvinden.
Ik denk, dat als je een juist oordeel wil vellen, de huidige situatie moet
vergelijken met die voor het moment dat de duivel gebonden werd.
Uit het Oude Testament weten we dat God vaak met harde Hand heeft opgetreden.
Ik denk dat de situatie dat vereiste.
Toen was het leven gewoon veel hardvochtiger.
Vele mythen vertellen eenzelfde verhaal.
God trad in het Oude Testament hard op, omdat je ijzer scherpt met ijzer.
De situatie toen vergde dat.
Het beeld van de God van het Nieuwe Testament is veel ‘aantrekkelijker’.
Hij toont daarin veel meer Zijn liefde.
Dit kon toen, juist omdat Hij Zelf daarvoor de weg ging vrijmaken.
Doordat de duivel nu gebonden is, kunnen we meer dan ooit Zijn zegeningen proeven.
De duivel is een imitator van God.
Hij presenteert zichzelf als een drie-eenheid.
Zo lezen we in Openbaring 20:10:
Van deze drie-eenheid is de duivel voor duizend jaar geketend.
Het beest en de valse profeet huizen ondertussen in de hel.
Allen die sterven en zich bewust tegen Christus hebben gekeerd, komen in die hel.
Op de jongste dag, zo veronderstel ik, zullen ook alle goddelozen opstaan en een onvergankelijk lichaam aandoen. Daarna volgt het oordeel.
Allen die zich op dat moment tegen God keren worden in de poel van vuur een zwavel gegooid.
Samen met de duivel, het beest en de valse profeet.
Zij keren nooit meer terug naar de hel.
De hel blijft voortaan leeg en verdwijnt als woonplaats van de Satan.
18.9. Waar blijven Satan en alle goddelozen?
We zagen al dat na de veroordeling Satan en alle goddelozen worden weggeslingerd in een poel van vuur en zwavel (Openbaring 20:9-10)
In Matteüs vinden we een identiek beeld:
De vraag is nu waar we deze poel van vuur, deze vuuroven moeten situeren en wat we ons erbij moeten voorstellen.
Kunnen we er ons sowieso wel een voorstelling over maken?
Laat ik, stapsgewijs, proberen tot een antwoord te komen.
Ten eerste:
Alle mensen staan op en ontvangen een onvergankelijk lichaam.
Een onvergankelijk lichaam dat lijkt op het lichaam dat Jezus na Zijn opstanding ontving.
Een onvergankelijk lichaam dat geschikt is voor de aarde.
Ik denk dat zo’n onvergankelijk lichaam bedoeld is om op de aarde te leven.
Daarop voortbordurend, denk ik, dat de goddelozen geen ruimtereis zullen gaan maken.
Zij blijven op de aarde.
Ik veronderstel dat alle ongelovigen worden afgevoerd naar de onderkant van de nieuwe aarde, die dan een vorm zal hebben van een octaëder..
Ten tweede:
Aan de onderkant van die octaëder schijnt geen hemels licht.
Daar heerst, wat dat betreft, diepe duisternis.(Openbaring 16:10)
Ten derde:
Gods volk heeft 400 jaar in Egypte doorgebracht.
God gebruikte Jozef om zijn volk te redden, zodat zij voldoende voedsel ontvingen.
Maar na de dood van Jozef vormde Gods volk steeds meer een bedreiging voor de Egyptenaren.
Tenminste zo ondervonden de Egyptenaren dat.
Daarop volgde repressie op repressie.
De Joden werden slaven van de Egyptenaren.
Zij moesten stenen bakken. Steeds meer en meer.(Exodus 5:16)
Stenen, waarschijnlijk voor de bouw van een piramide. Stenen voor een doodscultuur.
De Bijbel typeert dat verblijf in Egypte als een smeltoven.
Twaalfmaal komen we weliswaar in de NBG51 de uitdrukking tegen: Uit Egypte, uit het diensthuis geleid.
Maar tot driemaal komen we ook de uitdrukking tegen: Uit de smeltoven van Egypte.
(Deuteronomium 4:20, 1 Koningen 8:51 en Jeremia 11:4)
Deze uitdrukking moeten we, denk ik, relateren aan de vuuroven en aan de poel van vuur en zwavel.
Alleen wel anders.
In Egypte, in de smeltoven, werden ‘goede’ mensen onderdrukt door ‘slechte’ mensen.
In de vuuroven worden goddeloze mensen en natuurlijk ook de duivel in bedwang gehouden door Gods engelen.
Ik denk dat Gods engelen niet alleen de goddelozen in de vuuroven zullen werpen, maar ook de wacht bij de vuuroven zullen betrekken. (Matteüs 13) Zij zullen Gods recht handhaven.
Ten vierde:
In de vuuroven zal de machtspiramide op zijn kop staan.
De duivel krijgt de minste macht, waardoor zijn straf het grootst zal zijn.
De duivel is overwonnen en dat zal hij weten. Eeuwig.
Eeuwig zal hij beseffen dat al de voorrechten die hij eens in de hemel genoot hem zijn afgepakt.
Door eigen schuld. Dat knaagt.
Evenzo krijgen in die vuuroven de grootste schurken de kleinste plek toebedeeld.
In de vuuroven zal God Zijn rechtvaardig oordeel ten uitvoer brengen.
Geen willekeur.
Elke goddelozen zal eeuwig beseffen dat hij deze straf verdient heeft.
Weliswaar knarsetandend en jammerend.
Maar toch, dagelijks zullen zij oplopen tegen beperkingen en beschadigingen die zij zichzelf hebben aangedaan. Zij hebben immers, toen het nog kon, zich niet laten helen door de Heelmeester.
In de vuuroven zullen zij jammeren en knarsetanden, omdat God daar Zijn recht handhaaft.
Ten vijfde:
Het Joodse volk werd in de smeltoven Egypte gedwongen de Egyptenaren te dienen.
De goddelozen zullen, denk ik, gedwongen worden om de mensen op de nieuwe hemel en nieuwe aarde van dienst te zijn.
Het volk van God woonde toentertijd in het land van Gosen, enkelen van hen deden dienst in Egypte.
Ik veronderstel, in analogie hiermee, dat sommigen die in de vuuroven belanden diensten zullen uitvoeren op de nieuwe aarde. Maar in het nieuwe Jeruzalem mogen zij niet komen.
Bij de poorten van het nieuwe Jeruzalem staan immers engelen. (Openbaring 21:12)
Zij laten niemand toe die zich met gruwelijke dingen en leugens inlaat. (Openbaring 21:27)
De Satan en alle goddelozen belanden, denk ik, zo op een plek waar ze niet alleen gestraft maar ook effectief ingezet kunnen worden.
De Bijbel heeft het vaak over Gehenna, wat duidt op ‘vuilstortplaats’. Een nuttige plaats om afval te recyclen. Gestraften kunnen daar ‘goed’ werk doen.
18.10. Is eeuwig ook echt eeuwig, eeuw in eeuw uit?
Sommigen geloven niet in een eeuwige straf.
Wat voor nut zou dat hebben?
Is het billijk een verkeerde keuze in het hiernumaals af te straffen met een eeuwige straf in het hiernamaals?
Wij mensen zij zo geschapen dat we volledig toerekeningsvatbaar zijn.
Als er verzachtende omstandigheden zijn, dan zal de rechtvaardige Rechter er zeker rekening mee houden.
Maar daar mogen we niet van uitgaan.
God komt met een klemmend appèl tot iedereen.
In de Schriften vinden we vele waarschuwingen. Bijvoorbeeld:
De evolutietheorie laat ons miljarden jaren terug kijken.
Wij kunnen het nauwelijks bevatten, maar het leert ons wél om in miljarden jaren te rekenen.
De evolutietheorie laat ons terugkijken.
Wat zeker geen kwaad kan.
Maar het is beter om vooruit te kijken, miljarden jaren vooruit.
Een mens, bewust van zijn eeuwigheidswaarde, zou dat zeker moeten doen.
Er wacht, hoe dan ook, een eeuwige toekomst.
Afrondend:
Ik heb geprobeerd, terwijl ik de Bijbel zo letterlijk mogelijk heb willen lezen, om het laatste oordeel zo te beschrijven dat het in overeenstemming is met alles waar Jezus Christus voor staat.
Daarbij heb ik ook geprobeerd om het prachtige van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde enigszins in woorden te vatten, waarbij ik vooral het aardse aspect heb willen benadrukken.
Want het oorspronkelijk paradijs was zo perfect dat veel daarvan terugkomt.
Ook heb ik iets over de vuuroven naar voren gebracht, vooral om de gruwelijkheden te nuanceren zodat deze in lijn (komen te) liggen met Gods rechtvaardigheid en Zijn barmhartigheid.
Al met al heb ik geprobeerd om een zo volledig mogelijk beeld te schetsen over het hiernamaals.
Ben ik daarin te ver gegaan?
Immers vraag 58 van de catechismus (zondag 22)zegt toch duidelijk:
De volkomen heerlijkheid is door ons niet te vatten.
Waarom zullen we ons daarin dan verdiepen?
Wij kunnen het niet, en al snel wordt het speculatief.
Laten we maar afwachten.
Velen denken zo.
Maar is dat op grond van de aangehaalde Bijbeltekst wel terecht?
Ik denk het niet.
Juist het omgekeerde is waar!
We worden daarin aangespoord om te proberen alvast de heerlijkheid te doorgronden!
Laat ik dat uitleggen.
De betreffende tekst komt uit 1 Korintiërs 2:8-9:
Paulus heeft dit woord overgenomen uit Jesaja 64:3:
niet eerder zoiets vernomen.
Geen oog zag ooit een God buiten U,
die opkomt voor wie op Hem wacht.”
Hier in Jesaja heeft het betrekking op de verlossing van Israël uit de ballingschap.
Bij Paulus heeft het betrekking op Gods verlossingswerk door Jezus Christus.
In zondag 22 verwijst de bewuste aanhaling naar de volkomen heerlijkheid die ons wacht.
Al deze drie onderwerpen hebben alles met elkaar te maken
Hier worden als het ware drie stappen gezet.
De verlossing van Israël bereidt de verlossing door Jezus Christus voor.
Vervolgens bewerkt Jezus Christus de verlossing tot het eeuwige leven.
Daarom is de volkomen heerlijkheid al enigszins te vatten in al Gods daden die daaraan vooraf gingen.
In het hier en nu heeft God Zijn heerlijkheid doen schijnen, om het verlangen naar de volkomen heerlijkheid in ons op te roepen.
Als eerste moeten we daarom Gods verlossingwerk in het Oude Testament blijven overdenken.
Vervolgens moeten we Gods verlossingswerk door Jezus Christus blijven overdenken.
Als derde stap moeten wij ons blijvend richten op het eeuwige leven.
Alles wat ons daarover is geopenbaard moeten we overdenken en een plaats geven.
Samen met alle heiligen mogen we dat doen.
De engel van de Heer heeft het immers niet voor niets aan Johannes gedicteerd.
(Openbaring 22: 6 en 16)
Bij het nadenken over het laatste oordeel heb ik de Bijbel zo letterlijk mogelijk willen lezen.
Het laatste oordeel zal in een kort tijdsbestek plaatsvinden.
Met dit gegeven voor ogen wil ik ook Genesis blijven lezen; zo letterlijk mogelijk.
Er ligt een relatie tussen Genesis en Openbaring.
Ik kan mij niet voorstellen dat de schepping in miljarden jaren tot stand is gekomen, en dat de nieuwe hemel en de nieuwe aarde in een heel kort tijdsbestek gerealiseerd zal worden.
Vandaar dat ik de Bijbel zo letterlijk mogelijk blijf lezen.
Sommigen geven er blijk van daarin vast te lopen.
Ik hoop met het bovenstaande de leessleutel te hebben aangereikt die past:
> Naar hoofdstuk 19: 19. Mogelijke scenario’s bij de verwachte massale bekering van de Joden