19. Mogelijke scenario’s bij de verwachte massale bekering van de Joden

In Romeinen 11:25-29 lezen wij:

“Er is, broeders en zusters, een goddelijk geheim dat ik u niet wil onthouden, omdat ik wil   voorkomen dat u op uw eigen inzicht afgaat. Slechts een deel van Israël werd onbuigzaam, en dat alleen tot het moment dat alle heidenen zijn toegetreden. Dan zal heel Israël worden gered, zoals ook geschreven staat: ‘De redder zal uit Sion komen, en wentelt dan de schuld af van Jakobs nageslacht. Dit is mijn verbond met hen, wanneer ik hun zonden wegneem. Ze zijn Gods vijanden geworden opdat het evangelie aan u kon worden verkondigd, maar God blijft hen liefhebben omdat hij de aartsvaders heeft uitgekozen. De genade die God schenkt neemt hij nooit terug.“


Deze tekst roept vragen op.
Er wordt een goddelijk geheim onthuld om er (met anderen) over na te denken.
God geeft ons een inkijkje in zijn goddelijk bestuur.
De genade die God schenkt neemt Hij nooit terug.

 

In Matteüs 24 vertelt Jezus over Zijn wederkomst.
Hij beschrijft daar in enkele grote lijnen de eindtijd.
In het begin van de eindtijd zullen de tempelgebouwen worden verwoest: geen enkele steen zal op de andere blijven, alles wordt verwoest!
Het einde van de eindtijd wordt slechts vaag aangegeven:

  • “Pas als het goede nieuws over het koninkrijk in de hele wereld wordt verkondigd als getuigenis voor alle volken, zal het einde komen.” (Matteüs 24:14)
  • “Leer van de vijgenboom deze les: zo gauw zijn takken uitlopen en in blad schieten, weet je dat de zomer in aantocht is. Zo moeten jullie ook weten, wanneer je dat alles ziet, dat het einde nabij is. Ik verzeker jullie: deze generatie zal zeker niet verdwenen zijn wanneer al die dingen gebeuren.” (Matteüs 24:23-34)

 

Ook Matteüs 24 roept vragen op:
Is de bloei van de vijgenboom in verband te brengen met de stichting van het huidige Israël?
Zal de generatie die de stichting van het huidige Israël heeft meegemaakt Jezus wederkomst meemaken?

In Jesaja 19 lezen we:

“Op die dag zullen de Egyptenaren op vrouwen lijken: ze sidderen van angst voor de reigende hand die de Heer van de hemelse machten tegen hen opheft. Telkens als Juda ter sprake komt, zal Egypte door schrik worden bevangen; wat de HEER van de hemelse machten over Egypte besloten heeft, vervult hen met angst.
Op die dag zullen er in Egypte vijf steden zijn waar men de taal van Kanaän spreekt en de HEER van de hemelse machten erkent; een ervan zal “Stad van de zon” genoemd worden. Op die dag zal er midden in Egypte een altaar voor de HEER staan en aan de grens een aan hem gewijde steen, die als teken zullen dienen om de HEER van de hemelse machten aan Egypte te herinneren. Wanneer de Egyptenaren de HEER aanroepen omdat ze onderdrukt worden, zal hij hen een bevrijder sturen, die voor hen opkomt en hen zal bevrijden. Zo zal de HEER zich aan Egypte laten kennen. Op die dag zullen de Egyptenaren de HEER erkennen,   hem dienen met vredeoffers en graanoffers, hem geloften doen en die inlossen. De HEER zal hen slaan en hen helen; zij zullen naar hem terugkeren, hij zal hun gebeden verhoren en hen genezen.
Op die dag zal er een weg lopen van Egypte naar Assyrië. Dan zullen de Assyriërs naar Egypte komen en de Egyptenaren naar Assyrië, en samen zullen zij de HEER dienen. Op die dag zal Israël zich als derde bij Egypte en Assyrië voegen, tot zegen voor de hele wereld. Want de HEER van de hemelse machten zal hen zegenen met de woorden: “Gezegend is Egypte, mijn volk, en Assyrië, werk van mijn handen, en Israël, mijn bezit.’
(Jesaja 19:16-25)

Heeft Jesaja 19 betrekking op de eindtijd?
Heeft Bin Laden deze tekst gelezen en neemt hij deze zo serieus dat hij daarom de Assyrische christenen en de kopten wil elimineren dan wel verdrijven?

 

 

Tot nog toe heb ik in de paradijsthese veel over de eindtijd gezegd, maar ik heb geen duidelijke relatie gelegd met de huidige tijd.
Ik vind het belangrijk om over de eindtijd na te denken om de verwachting naar Jezus terugkomst fris te houden, maar het voorspellen van de eindtijd gaat stappen te ver.
Toch moeten we de les van de vijgenboom serieus nemen, en (niet al te krampachtig) de profetieën over de eindtijd een plek proberen te geven.
In het bovenstaande heb ik slecht 3 Bijbelgedeelten over de eindtijd aangehaald.
Aan de hand van deze gedeelten wil ik wat zeggen over wat ons mogelijk te wachten staat.
De toekomst laat zich uiteraard niet voorspellen.
Er zijn vele scenario’s mogelijk.
Ook als je alle eindtijdprofetieën serieus neemt, dan blijven er meerdere scenario’s denkbaar.
God heeft ons lang niet alles geopenbaard, maar Hij heeft wel een goddelijk geheim prijsgegeven.
Dit om te voorkomen dat wij te veel op eigen inzichten afgaan!

 

Dit op eigen inzicht afgaan is een grote valkuil.
Dit betreft dan niet alleen de verwachting omtrent de wederkomst maar ook het geheel van het geloof. Te snel beschouwen we het eigen inzicht als de waarheid.
Gelukkig zijn er velen die over Gods openbaring anders denken: joden, christenen en moslims.
Joden, christenen en moslims kennen God als schepper en Abraham als aartsvader.
Zij weten dat God Abrahams kinderen heeft gezegend!
Op die zegen komt God niet terug.
De HEER zegt immers: “Gezegend is Egypte, mijn volk, en Assyrië, werk van mijn handen, en Israël, mijn bezit.”

 

God verblindt en sluiert.
God opent ogen en haalt sluiers weg.
God slaat en heelt.
God handelt uit liefde, als Vader.
God heeft een speciaal plan voor joden, christenen en moslims.
Op een dag zullen Egyptenaren God erkennen.
Assyriërs en Egyptenaren zullen elkaar ontmoeten in geloof.
Israël zal zich bij hen voegen!

 

De Bijbel is een zorgvuldig opgebouwd leerboek.
Pas na het begrijpen van de eerste lessen gaat de Bijbel steeds verder open.
Ik wil dan ook eerst iets zeggen over enkele Bijbelse lessen om daarna in te gaan op de drie hier bovengenoemde Bijbelgedeelten.
Daarna wil ik proberen om die teksten te plaatsen in deze tijd en ingaan op problemen rondom Israël en zijn islamitische buren.
Al met al geef ik aandacht aan de volgende onderwerpen:

19.1    De les van Kaïn en Abel.
19.2    De les van Jacob en Esau.
19.3    De les van Jozef en zijn broers.
19.4    Verklaring van Romeinen 11:25-29.
19.5    Verklaring van Matteüs 24:23-34.
19.6    Verklaring van Jesaja 19:19-25.
19.7    Mogelijke scenario’s op weg naar de eindtijd.
19.8    Wat kunnen we leren van joden en moslims?
19.9    Worden goede werken beloond?
19.10  Wat kunnen we leren over de geweldsexplosies in de geschiedenis?

 

 

19.1    De les van Kaïn en Abel
Welk motief had Kaïn om Abel dood te slaan?
Johannes bepaalt ons bij deze vraag:

“Dit is wat u vanaf het begin hebt horen verkondigen: dat we elkaar moeten liefhebben en niet doen zoals Kaïn, die voortkwam uit hem die het kwaad zelf is, en zijn broer doodsloeg. En waarom sloeg hij hem dood? Omdat zijn eigen daden slecht waren en die van zijn broer rechtvaardig. Wees niet verbaasd, broeders en zusters, als de wereld u haat. Wij weten dat we van de dood zijn overgegaan naar het leven omdat we elkaar liefhebben.” (1 Johannes 3:11-14)

Uit Genesis weten we niet of er, voordat de beide broers hun offer gingen brengen, al langer rivaliteit tussen hen heerste. Was het de bekende druppel die de emmer deed overlopen of was er sprake van een spontane opwelling?
We weten het niet.
Wel weten we dat zowel Kaïn als Abel de gevolgen van de zondeval hebben ondervonden.
Zowel het offer van Kaïn als dat van Abel is niet perfect zijn geweest.
Beide broers hebben er zondermeer zondige gedachten bij gehad; gedachten van twijfel.
Ze brachten hun een offer.
Zou God hun offer aanvaarden?
Spannend!
Hebben ze voordien overleg met elkaar gehad?
Hebben ze er voordien met hun ouders over gesproken?
Hoe hebben ze hun offer voorbereid?

 

Laten we eerst het betreffende gedeelte uit Genesis lezen:

“Op een keer bracht Kaïn de HEER een offer van wat hij had geoogst. Ook Abel bracht een offer; van de eerstgeboren dieren van zijn kudde koos hij de mooiste uit. De HEER merkte Abel en zijn offer op, maar voor Kaïn en zijn offer had Hij geen oog. Dat maakte Kaïn woedend, zijn blik werd donker. De HEER vroeg hem: ‘Waarom ben je zo kwaad, waarom kijk je zo donker? Handel je goed dan kun je toch iedereen recht in de ogen kijken? Handel je slecht, dan ligt de zonde op de loer, begerig om jou in haar greep te krijgen; maar jij moet sterker zijn dan zij.’

Kaïn zei tegen zijn broer Abel: ‘Laten we het veld ingaan.’ Toen ze daar waren, viel hij zijn broer aan en sloeg hem dood.” (Genesis 4:3-8)

We zien dat Kaïn God een gedeelte van zijn oogst offert.
Abel echter zoekt het mooiste uit en offert dat.
God grijpt deze offers aan om een tussentijdse beoordeling te geven.
Het offer van Kaïn is onder de maat, dat van Abel ligt er boven.

 

Wat doen Kaïn en Abel nu met deze tussentijdse beoordeling?
Gaan ze met elkaar praten? Wil Kaïn leren van Abel? Wil Abel zijn motivatie delen met Kaïn?
Willen ze samen iets met deze beoordeling doen?
Willen ze samen groeien?
Samen nadenken om een volgend offer beter voor te bereiden?
Kijken wie dan Gods goedkeuring krijgt?
Dan kom je samen verder.
Gods goedkeuring mag een stimulans zijn om het offeren te herhalen en om telkens verwachtingsvol uit te kijken naar Zijn oordeel.

 

Maar het loopt anders. Kaïn wordt boos.
Daarop spreekt de HEER hem liefdevol aan, maar Kaïn doet daar niets mee!
Zijn boosheid nam daarentegen toe en hij sloeg zij broer dood.
Kaïn wilde zich niet spiegelen aan de daden van zijn broer.
Want dan moest hij veranderen, zich bekeren.
Dat nooit!
Dan liever Abel dood. Probleem opgelost.

De les van Kaïn en Abel: Blinde haat negeert God en doodt de naaste.

 

19.2    De les van Jakob en Esau
Jakob en Esau krijgen een ongelijke start.
Daarover lezen we in Romeinen het volgende:

“Sterker nog, Rebekka was van onze vader Isaak zwanger van een tweeling, en al voor ze geboren waren en nog niets goeds of slechts hadden gedaan, werd haar gezegd: ‘De oudste zal de jongste dienen.’ Gods besluit blijft namelijk van kracht: God kiest een mens niet uit op grond van zijn daden, maar omdat hij hem roept. Zo staat er ook geschreven: ‘Jakob heb ik liefgehad, Esau heb ik gehaat. ‘ (Romeinen 9:10-13)”

Al voor de geboorte van Jakob en Esau had God zijn keus gemaakt.
Deze keus wordt extra onderstreept omdat Esau als eerste geboren werd.
Esau wordt als de eerstgeborene nadrukkelijk achtergesteld.
Aan Jakob wordt het eerstgeboorterecht beloofd. Waarom?
God, de Soeverein, legt direct bij de geboorte van deze tweeling Zijn kaarten op tafel.
Wat kunnen we hiervan leren?

 

Ik wil beginnen met een citaat van John Stott uit ‘De boodschap van Romeinen’:

“Deze drieste uitspraak (Esau heb ik gehaat) klinkt schokkend voor christelijke oren en kan onmogelijk letterlijk genomen worden. Hoewel er een emotie bestaat als ‘heilige haat’, is die alleen gericht tegen boosdoeners en zou die hier niet op zijn plaats zijn. Zo zijn er verscheidene suggesties ter verzachting gedaan. Sommigen stellen voor dat de referentie minder slaat op de individuen Jakob en Esau dan op de volken die zij aanvoerden, de Israëlieten en de Edomieten, en op hun historische bestemming. Anderen interpreteren de zin als betekenend: ‘Ik koos Jakob en verwierp Esau.’ Maar de derde optie lijkt de beste, namelijk dat de tegenstelling opgevat moet worden als een idioom van voorkeur. Jezus zelf geeft ons de sleutel tot deze interpretatie, aangezien Hij ons volgens Lucas zei dat we zijn discipelen niet kunnen zijn tenzij wij onze familie haten, terwijl het ons volgens Matteüs eerder verboden is hen meer lief te hebben dan Hem. Hoewel dat de bewoordingen aanvaardbaarder maakt, blijft de werkelijkheid erachter overeind, namelijk dat God Jakob boven Esau had gesteld – ook als individu, niet alleen in de zin dat de Israëlieten Gods volk waren en niet de Edomieten.
We moeten ook bedenken dat Esau zijn eerstgeboorterecht verbeurde vanwege zijn eigen wereldgezindheid, en de hem toekomende zegen verloor vanwege het bedrog van zijn broer, zodat menselijke verantwoordelijkheid in hun geschiedenis verweven was met goddelijke soevereiniteit. We moeten ons ook herinneren dat de verworpen broers, Ismaël en Esau, beiden besneden waren en daarom in zekere zin ook deelgenoot waren van Gods verbond en beiden minder zegeningen beloofd werden.” (blz. 304)

God geeft ieder een taak die bij hem past.
Niet altijd is de eerstgeborene de persoon die de daarbij behorende verantwoordelijkheid kan dragen.
God geeft de voorkeur aan Jakob.
Rebekka verneemt al rond de geboorte dat de oudste de jongste zal dienen.
Prachtig, zo’n aanwijzing.
De ouders kunnen zo tijdens de opvoeding Jakob voor deze taak klaarmaken.
Ze kunnen hun kinderen al heel vroeg laten zien wat Gods wil is.
Hebben Isaak en Rebekka dat gedaan?
Hebben ze Gods aanwijzing gehonoreerd?
Het lijkt er niet op.
Ze hebben eerder Gods aanwijzing weggeschoven.
Ze hebben het Jakob en Esau niet nadrukkelijk verteld, zodat Jacob zelfs meende het eerst- geboorterecht van Esau te moeten aftroggelen met een bord linzensoep.
Zo maakte Jacob een valse start, wat nog verergerde toen hij zijn broer bedroog.
Het is een van de fascinerendste verhalen uit de Bijbel. (Genesis 25)
Jakob moest vluchten voor zijn broer.
Hun relatie was kapot.
Jaren gingen voorbij.
Beide broers gingen elk hun weg.
Na jaren ontmoeten zij elkaar en verzoenden zij zich met elkaar.
Daarna gingen ze weer uit elkaar en vervolgden onafhankelijk van elkaar hun weg.

 

Op dat moment van verzoening wil ik inzoomen.
We lezen dat op een gegeven moment de HEER Jakob opdracht geeft om terug te keren naar Kanaän en naar zijn familie:

“Toen zei de HEER tegen Jakob: ‘Ga terug naar het land van je voorouders, naar je familie. Ik zal je terzijde staan.’(Genesis 31:3)”

 

Rijk gezegend gaat Jakob terug.
Hij weet dat hij nog iets goed te maken heeft met Esau.
Daarom stuurt hij Esau vooraf enkele geschenken. (Genesis 32)
Maar als hij verneemt dat Esau met een leger van 400 man naar hem op weg is. dan wordt Jacob bang. Wat een overmacht!
Wat is Esau van plan?
Maar dan, na een wonderlijke ontmoeting met de HEER bij Pniël, herstelt Jakob zich:
Lees maar:

“Zelf liep hij voor iedereen uit, en terwijl hij zijn broer naderde boog hij zevenmaal diep voorover. Esau rende hem tegemoet, sloot hem in zijn armen en kuste hem. Beiden lieten hun tranen de vrije loop.” (Genesis 33:3-40)


Na deze vredesluiting bleven de beide broers vrij dicht bij elkaar wonen.
Pas nadat ze samen hun vader Isaak begraven hadden gingen ze vreedzaam uiteen.
Esau trok met al de zijnen trokken naar het gebergte Seïr.  (Genesis 36:6-8)

 

De les van Jakob en Esau: Verzoening kan beginnen met het geven van geschenken.

 

Esau heeft een mindere zegen ontvangen dan Jacob.
Maar qua nageslacht en aardse goederen is Esau rijk gezegend. Zie Genesis 36.
Later lezen we in de Bijbel dat het nageslacht van Esau goed in de fout is gegaan.
Velen geven Esau daarvan de schuld, mee omdat hij met drie Kanaänitische vrouwen trouwde.
Maar het blijft lastig dergelijke verbanden te leggen.
Wel stemmen de volgende profetieën tot nadenken:

  • “Maar ik pluk het land van Esau kaal, elke schuilplaats leg ik bloot. Niemand kan zich verbergen, heel het nageslacht van Esau wordt verdelgd. Niemand overleeft, geen broers, geen buren. (Jeremia 49:10)”
  • “Zijn Jacob en Esau geen broers? – spreekt de HEER. Toch heb ik Jacob liefgehad en Esau gehaat. Van Esaus bergland maakte ik een wildernis, Edoms grondgebied heb ik aan de jakhalzen van de woestijn gegeven. Edom kan zeggen: ‘Al zijn we verslagen, we bouwen de puinhopen weer op,’ maar dit zegt de HEER van de hemelse machten: Ze kunnen bouwen zo veel ze willen, ik zal het weer afbreken. ‘Goddeloos land’ zal men het noemen, en ook: ‘Het volk waarop de HEER eeuwig verbolgen is’. Met eigen ogen zullen jullie het zien, en dan zullen jullie zeggen: ‘De HEER toont zijn macht in Israël!’(Maleachi 1:2-5)”

 

19.3    De les van Jozef en zijn broers
Aan het einde van zijn leven vertrouwde Jozef zo stellig op God dat hij er zeker van was dat de HEER Zijn volk Israël naar het Beloofde  Land zou terugbrengen. Daarom gaf hij de opdracht om dan zijn gebeente mee te nemen. (Hebreeën 11:22)
Jozef is een heel bekende figuur in de Bijbel. Hij heeft veel meegemaakt. (Genesis 37:1 - 50:26)
We zien bij Jozef geloofsgroei. In zijn jeugd heeft hij zwakke momenten gekend: hij verklikte zijn broers en de dromen die hij kreeg vertelde hij met trots verder.
Dit alles zette zoveel kwaad bij zijn broers, dat zij op een geschikt moment Jozef als slaaf verkochten.
Uiteindelijk wordt Jozef onderkoning van Egypte.
Vanwege de hongersnood kwamen zijn broers naar Egypte, en Jozef herkende hen.
Wat moest hij doen?
Wat was wijsheid?
Aan Jozefs positie was duidelijk te zien dat God hem rijk had gezegend.
Dat was de buitenkant.
Hoe zag de binnenkant van Jozef eruit?
Dat ontwaren we bij het kijken naar de manier waarop Jozef zijn broers helpt.
Hij helpt hen om tot verzoening te komen.
Hij helpt hen uit liefde.
Hij koestert geen wrok, want hij ziet Gods leiding.
God heeft hem aangesteld om Zijn volk te redden.

 

Zijn broers kunnen deze edelmoedigheid nauwelijks bevatten.
Na het sterven van hun vader Jakob, verwachten zij dat Jozef hen alsnog zal straffen.
(Genesis 50:15-21)
Dan breekt Jozefs hart: Hoe kunnen ze dat nu denken? Hij wil juist voor hen zorgen!

 

De les van Jozef en zijn broers: Verzoening is altijd mogelijk als we letten op wat God geeft.

 

 

19.4    Verklaring van Romeinen 11:25-29
Laten we dit Bijbelgedeelte eerst lezen:

“Er is, broeders en zusters, een goddelijk geheim dat ik u niet wil onthouden, omdat ik wil   voorkomen dat u op uw eigen inzicht afgaat. Slechts een deel van Israël werd onbuigzaam, en dat alleen tot het moment dat alle heidenen zijn toegetreden. Dan zal heel Israël worden gered, zoals ook geschreven staat: ‘De redder zal uit Sion komen, en wentelt dan de schuld af van Jacobs nageslacht. Dit is mijn verbond met hen, wanneer ik hun zonden wegneem. Ze   zijn Gods vijanden geworden opdat het evangelie aan u kon worden verkondigd, maar God blijft hen liefhebben omdat hij de aartsvaders heeft uitgekozen. De genade die God schenkt neemt hij nooit terug, wanneer hij iemand roept maakt hij dat niet ongedaan.”


Hier wordt een goddelijk geheim onthuld om te voorkomen dat wij op eigen inzichten afgaan.
Deze onthulling toont veel, maar niet alles.
De denkrichting wordt globaal aangegeven, maar verder wordt het - binnen die kaders - aan de lezer overgelaten om het in te vullen.
Laten we, om dieper op deze tekst in te gaan, de volgen punten bij langs gaan:

19.4.1    Slechts een deel van Israël werd onbuigzaam.
19.4.2    Tot het moment dat alle heidenen zijn toegetreden.
19.4.3    Dan (en zo) zal heel Israël worden gered.
19.4.4    Ze zijn Gods vijanden geworden opdat het evangelie aan u kon worden verkondigd, maar     God blijft hen liefhebben omdat hij de aartsvaders heeft uitgekozen.

 

19.4.1    Slechts een deel van Israël werd onbuigzaam
In Gods langetermijnplan past het dat het volk Israël gedeeltelijk onbuigzaam is geworden.
Ze hebben zich verhard, waardoor ze als het ware zichzelf gesluierd hebben.
Zie daarvoor ook teksten als:

“Hun denken verstarde, en dezelfde sluier ligt tot op de dag van vandaag over het oude verbond wanneer het voorgelezen wordt. Hij wordt alleen in Christus weggenomen. Tot op de dag van vandaag ligt er een sluier over hun hart, telkens als de wet van Mozes wordt voorgelezen. Maar telkens als iemand zich tot de Heer wendt, wordt de sluier weggenomen.” (2 Korintiërs 3:14-16)
en
“Wanneer er dan toch nog een sluier ligt over het evangelie dat wij verkondigen, geldt dit    alleen voor hen die verloren gaan: de ongelovigen, van wie de gedachten door de god van deze wereld zijn verblind, waardoor ze het licht van het evangelie niet kunnen zien, de luister van Christus, die het beeld van God is.” (2 Korintiërs 4:3-4)

Paulus constateerde dat een deel van Israël onbuigzaam werd, hun denken verstarde.
Wat Paulus toen constateerde geldt nog steeds voor veel Israëlieten. Zij koesteren hun sluier en keren zich niet tot Christus om deze te laten wegnemen.
Deze houding van de Israëlieten is voorzegd, maar het blijft triest.
De Israëlieten die eeuwenlang een voorkeursbehandeling hebben genoten moeten het kennelijk nu even zonder doen. Waarom?
Vanwege gelijke behandeling, of omdat de bekering van vele Joden de bekering van vele volkeren in de weg zou staan?
Of om Joden te beschermen? Joden zijn eeuwenlang al het mikpunt van vele volken. Ook zijn in de loop van eeuwen veel christenen het mikpunt geweest. Hoe zou het dan Jodenchristenen zijn vergaan?
De apostelen, allen Jodenchristenen, zijn allemaal omgebracht! Zou dit anders ook het voorland zijn geweest voor vele Jodenchristenen? Zouden zij door de eeuwen heen niet dubbel gediscrimineerd zijn? Misschien is het wel Gods barmhartigheid dat Hij tot nu toe niet op grote schaal de sluier, die Joden bedekt, heeft weggenomen. Om hen te sparen.

Dit zijn zo enkele plausibele verklaringen, maar op de jongste dag zullen we het pas echt weten.
Misschien zal dan blijken dat wij (als volkeren) gedeeltelijk daaraan schuldig zijn.



19.4.2    Tot het moment dat alle heidenen zijn toegetreden
Volgens Gods plan komt er een moment dat het aantal gelovigen uit de heidenen bereikt zal zijn.
Valt dat moment samen met Jezus wederkomst of ligt het er voor?
Anders gezegd: Maakt God eerst het getal van hen die uit de heidenen tot geloof komen vol, waarna Hij zich in het bijzondere gaat richten op Israël? Of valt dat moment samen met Jezus’ wederkomst?

Deze twee vragen duiden op twee scenario’s:

  • Tot aan Jezus wederkomst komen er heidenen tot geloof. Dit feit, dat zoveel heidenen Jezus Christus aanvaarden, zal een deel van de Joden zo jaloers maken dat zij uiteindelijk ook tot geloof zullen komen. Samen maken zij tegelijk, bij Jezus wederkomst, het getal vol.
  • Eerst zal het getal van hen die uit de heidenen tot geloof komen vol worden gemaakt. Dit feit moet de Joden zo jaloers maken dat daarna vele Joden zich zullen bekeren.
    In de eindtijd komt er een massale bekering van Joden.

 

Deze scenario’s zijn beide mogelijk.
Het eerste scenario heeft als voordeel dat Jezus (voor ons idee) op elk moment kan terugkomen, omdat we niet eerst op een massale bekering onder de Joden behoeven te rekenen.
Het tweede scenario reikt een prachtig perspectief aan: de massale bekering onder de Joden.

 

19.4.3    Dan (en zo) zal heel Israël worden gered
Hier worden we geconfronteerd met een vertaalprobleem, dat aansluit bij de twee hierboven geschetste scenario’s.
Deze tekst is als volgt vertaald:

  • Dan zal heel Israël worden gered (NBV)
  • En zo zal heel Israël zalig worden (HSV)
  • En alzo zal geheel Israël zalig worden (SV-J)
  • En aldus zal gans Israël behouden worden (NBG51)
  • En zo zal tenslotte heel Israël gered worden (WV95)
  • En dan zal heel Israël gered worden (GNB96)

Dit vertaalprobleem laat zien dat ook voor christenen niet de hele ‘sluier’ is opgelicht. Zelfs nadat het geheim is onthuld, blijven wij met vragen zitten.
Dit maakt christenen klein. Ook zij vatten Gods woorden niet geheel.
Is dit erg?
Moeten we de Bijbel nog meer bestuderen om het ene juiste antwoord te vinden?
Ik denk het niet, want deze beide scenario’s vullen elkaar aan en houden de spanning er in.
Het tweede scenario windt terrein na de stichting van de staat Israël in 1948.
Maar daarmee is niet alles gezegd.
Want Christus kan vandaag nog terugkomen!

 

Over het tekstdeel ‘heel Israël’ wordt ook verschillend gedacht.
Zo vond ik daarvoor de volgende verklaringen:

  • Heel Israël omvat alle gelovigen, zowel de gelovigen uit de heidenen als uit de Joden.
    Iedere gelovige is ingelijfd in Israël. Abraham is de vader van alle gelovigen geworden. (Romeinen 4:16)
  • Heel Israël omvat alle gelovigen uit de Joden.
    In Ezra 6:16 is ook sprake van heel Israël, en daarbij vertegenwoordigde het uit de ballingschap teruggekeerde deel van Israëlieten heel Israël.
    Zo zou ook hier ‘heel Israël’ opgevat kunnen worden als een groep die een veel grotere groep vertegenwoordigd.
  • Heel Israël omvat het volk Israël als geheel; net voor de eindtijd zullen de meeste Joden Jezus als hun HEER aannemen.

De laatste verklaring (c) wordt ondermeer verdedigd door John Stott. In zijn boek ‘De boodschap van Romeinen’ schrijft hij daarover het volgende (blz. 345 e.v.):

“Ten eerste, wat is de identiteit van het Israël dat gered moet worden? Calvijn geloofde dat het een verwijzing naar de kerk was. ‘Ik breid het woord Israël uit” schreef hij, “zodat het het hele volk van God omvat’, zodat wanneer de heidenen binnen zijn en de Joden teruggekeerd    zijn, ‘de redding van het gehele Israël Gods, dat uit beide getrokken moet worden, aldus voltooid zal zijn’. Het is natuurlijk waar dat Paulus de kerk in Galaten 6:16 betitelt als ‘het Israël van God’, maar in heel Romeinen betekent ‘Israël’ het etnische of nationale Israël, tegenover de heidense volken. Dat is duidelijk het geval in vers 25 van deze context, dus het woord kan moeilijk al in het volgende vers (26) een andere betekenis aannemen. De meest logische interpretatie van het ‘goddelijk geheim’ is dat Israël als volk verhard wordt totdat de volheid van de heidenen is toegetreden en dat dan op dat moment (impliciet) Israëls verharding voorbij is en ‘heel Israël zal worden gered’. Ik denk niet dat John Murray het al te sterk uitdrukte toen hij schreef: ‘Het is exegetisch onmogelijk “Israël”in dit vers aan een ander begrip te koppelen dan wat al het hele hoofdstuk bij de term hoort.’
Ten tweede is er het woord heel. Wie horen volgens Paulus allemaal bij ‘heel Israël’? Op het moment is Israël verhard met uitzondering van een gelovige rest en zal dat blijven totdat de eidenen erbij zijn. Dan moet ‘heel Israël’ de grote massa van het Joodse volk betekenen, bestaande uit zowel de voorheen verharde meerderheid als de gelovige minderheid. Het hoeft niet letterlijk iedere afzonderlijke Israëliet te zijn. Dat komt overeen met het gebruik van die tijd’. ”Heel Israël” is een uitdrukking in de Joodse literatuur, schrijft F.F. Bruce, ‘waarhet niet hoeft te betekenen “iedere Jood zonder enige uitzondering, maar Israël als geheel”.
Het derde woord is gered. Wat voor soort redding wordt hier bedoeld? De bijbelse fundering die Paulus nu levert zal ons helpen deze vraag te beantwoorden. Het is een potpourri van drie teksten over de redding van Gods volk.

'De redder zal uit Sion komen,
en wentelt dan de schuld af van Jacobs nageslacht.
Dit is mijn verbond met hen,
wanneer ik hun zonden wegneem.’

Deze verzen samen bevestigen drie dingen. Ten eerste: De redder zal uit Sion komen. Dit wasin Jesaja’s origineel een verwijzing naar Christus’ eerste komst. Ten tweede: wat Hij zou doen als Hij kwam, werd omschreven in morele termen: Hij zou ‘de schuld afwenden van Jacobs nageslacht’. Dit lijkt een toespeling op Jesaja 27:9, waar Jacobs schuld verzoend en verwijderd zou worden. Ten derde: de redder zou Gods verbond vestigen dat vergeving van zonden beloofde. Als we deze waarheden bij elkaar nemen, zou de redder komen om zijn volk tot bekering en daarmee tot vergeving te brengen volgens Gods verbondsbelofte. Daaruit volgt duidelijk dat de ‘redding’ van Israël, waarvoor Paulus heeft gebeden (10:1),  waarheen hij zijn eigen volk zal leiden door hun afgunst op te wekken (11:14), die ook tot de heidenen gekomen is (11:11;vgl. 1:16) en die op een dag ‘heel Israël’ zal ervaren (11:26), de verlossing van de zonde is door geloof in Christus. Het is geen nationale redding, want er wordt niets gezegd over een politieke entiteit of een terugkeer naar het land. Evenmin is er een speciale aanwijzing voor een bijzondere manier van verlossing voor de Joden die geloof in Christus overbodig maakt.”

De verklaringen a en c monden uit in verschillende scenario’s.
In het boek ‘Christenen voor Israël?’ van dr. Jochem Douma concludeert hij (blz.130):

“Ik herhaal dat het derde perspectief (verklaring c) van het “geheim’ voor mij niet overtuigend te bewijzen is. Tegelijk vind ik de argumenten daarvoor ook weer zo sterk, dat een grote bekering van de Joden aan het einde van de geschiedenis niet kan worden uitgesloten.”

De beide scenario’s concurreren niet met elkaar. Zij ondersteunen elkaar zodanig dat er een dynamisch beeld ontstaan. Enerzijds wekt het verwachtingen op, anderzijds zal de tijd leren wat het wordt.

Ergens is het prachtig om een grote bekering van de Joden aan het einde van de geschiedenis te verwachten. Maar hoe zit het met al die generaties Joden die voordien in ongeloof gestorven zijn?
Gaan zij verloren?
Ondanks het mooie perspectief zal deze vraag een schaduwkant blootleggen.
Gaan generaties Joden verloren?
Ik denk het niet, omdat velen van hen tijdens de jongste dag nog een kans krijgen.
Zie hoofdstuk 18. Als wat ik daar naar voren heb gebracht waar is, dan kunnen alle Joden die op het laatste moment tot geloof komen nog bidden voor alle generaties voor hen.
Het blijft spannend; verschillende scenario’s, verschillende interpretaties.



19.4.4    Ze zijn Gods vijanden geworden opdat het evangelie aan u kon worden verkondigd, maar God blijft hen liefhebben omdat hij de aartsvaders heeft uitgekozen.
Waarom is het grootste deel van de Joden God vijandig geworden?
Een moeilijke vraag, die niet zomaar te beantwoorden is.
Laten we enkele stapjes nemen:
Ten eerste is te constateren dat door de eeuwen heen de Joden de verkondiging van het evangelie hebben tegengewerkt. Zelfs nu nog is evangelisatie onder de Joden problematisch.
Zij werken, als het even kan, de verkondiging van het evangelie tegen.
Iets wat vanuit hun optiek begrijpelijk is, want het evangelie haalt hun eigen gekoesterde waarheid onderuit.
Vanwege de ‘sluier’ verdedigen zij de hun bekende waarheid en het evangelie ontgaat hen.
Het heeft iets moois en iets tragisch.
Het maakt tegenstellingen scherper.
Ten tweede: het bekende verhaal over de wilde olijfboom staat net hiervoor. (Romeinen 11:17-24)
De uitleg van het geheim is een nadere uitwerking van het beeld dat Paulus schetste over de wilde olijfboom. God heeft takken (voorstellende de ongelovige Joden) weggesnoeid en daarvoor in de plaats nieuwe scheuten geënt (voorstellende de gelovigen uit de heidenen).
Doordat kennelijk veel Joden Christus niet aanvaardden, zijn zij afgesneden geraakt van de wortel.
Voor hen in de plaats heeft God veel gelovigen uit de heidenen op die wortel (dat is Christus) geënt.
Maar ondanks dit, een gebeuren dat nu nog plaatsvindt, kan God op een zeker moment de dode takken (Israël) opnieuw enten.
We lezen immers is Romeinen 11:23:

“En als de Israëlieten niet volharden in hun ongeloof, zullen ook zij worden geënt.”

Deze zin is voorwaardelijk: als de Israëlieten niet volharden in hun ongeloof, dan zullen ook zij worden geënt. We kunnen hieruit niet opmaken, dat het inderdaad zal gebeuren en dat daardoor scenario c hoger scoort dan de andere.
Zelfs de mededeling ‘maar God blijft hen liefhebben omdat hij de aartsvaders heeft liefgehad’ duidt niet op een hogere kans van scenario c.
Paulus deelt ons een goddelijk geheim mee en verklaart deze.
Maar ook na deze verklaring komen er vanzelf nieuwe vragen naar boven.
Het lijkt erop dat ook wij moeten aanvoelen dat ook wij gedeeltelijk gesluierd zijn.
Vandaar dat hij wellicht dit hoofdstuk afsluit met:

“Hoe onuitputtelijk zijn Gods rijkdom, wijsheid en kennis, hoe ondoorgrondelijk zijn oordelen en hoe onbegrijpelijk zijn wegen.’ Wie kent de gedachten van de Heer, wie was ooit zijn raadsman? Wie heeft hem iets gegeven dat door hem moest worden terugbetaald?’
Alles is uit hem ontstaan, alles is door hem geschapen, alles heeft in hem zijn doel. Hem komt de eer toe tot in eeuwigheid. Amen.”

Hoewel we niet alles weten, weten we wél het nodige om aan de slag te gaan.

  1. We mogen niet hoogmoedig op ongelovige Joden neerkijken. Wij moeten daarentegen ontzag hebben voor God en voor het geheim dat onthuld is.
  2. Wij, christenen, moeten ons als geredde mensen gedragen zodat ongelovige Joden afgunstig worden.

 

Conclusie:
De onthulling van het geheim geeft dynamiek aan de denkrichting; niet alles wordt zó onthuld dat er geen vragen meer overblijven, maar de richting waarin we de oplossingen moeten zoeken is duidelijk aangegeven.

 

19.5    Verklaring van Matteüs 24:23-34
In dit Bijbelgedeelte lezen we het volgende:

“Als iemand dan tegen jullie zegt: “Kijk, hier is de Messias”, of: “Daar is hij”, geloof dat dan niet. Want er zullen valse profeten komen, die indrukwekkende tekenen en wonderen zullen verrichten om ook Gods uitverkorenen zo mogelijk te misleiden. Let op, ik heb jullie dit van tevoren gezegd. Wanneer ze dus tegen jullie zeggen: “Kom mee, hij is in de woestijn,” ga er dan niet heen, of als ze zeggen: “Kijk, Hij is daarbinnen”, geloof dat dan niet. Want zoals een bliksemschicht vanuit het oosten weerlicht tot in het westen, zo zal ook de Mensenzoon komen. Waar een lijk is, daar zullen de gieren zich verzamelen.
Meteen na de verschrikkingen van die dagen zal de zon verduisterd worden en de maan geen licht meer geven, de sterren zullen uit de hemel vallen en de hemelse machten zullen wankelen. Dan zal aan de hemel een teken zichtbaar worden dat de komst van de   Mensenzoon aankondigt, en alle stammen op aarde zullen zich van ontzetting op de borst slaan als ze de Mensenzoon zien komen op de wolken van de hemel, bekleed met macht en grote luister. Dan zal hij zijn engelen uitzenden, en onder luid bazuingeschal zullen zij zijn   uitverkorenen uit de vier windstreken bijeenbrengen, van het ene uiteinde van de hemelkoepel tot het andere.
Leer van de vijgenboom deze les:  zo gauw zijn takken uitlopen en in blad schieten, weet je dat de zomer in aantocht is. Zo moeten jullie ook weten, wanneer je dat alles ziet, dat het einde nabij is. Ik verzeker jullie: deze generatie zal zeker niet verdwenen zijn wanneer al die dingen gebeuren. Hemel en aarde zullen verdwijnen, maar mijn woorden zullen nooit verdwijnen.”

Dit Bijbelgedeelte bevat enkele lessen. Ik wil stilstaan bij:
19.5.1    Waar een lijk is, daar zullen de gieren zich verzamelen.
19.5.2    Leer van de vijgenboom deze les: zo gauw zijn takken uitlopen en in blad schieten, weet je dat de zomer in aantocht is.


19.5.1    Waar een lijk is, daar zullen gieren zich verzamelen.
Gieren hebben een scherpe speurzin. Zodra ze een lijklucht ruiken, spoort het instinct hen aan om direct naar het lijk te vliegen.
Mensen handelen ook vaak instinctmatig. Net als gieren gaan ze op hun prooi af. Zelfs als die prooi een valstrik zou kunnen zijn. Zonder verder na te denken lopen vele mensen valse profeten na, zeker als deze indrukwekkende tekenen en wonderen verrichten.
God wil ons hier tegen waarschuwen: Zijn uitverkorenen moeten zich niet laten misleiden. Zelfs niet door de mooiste praatjes. De Mensenzoon komt onaangekondigd terug; als een bliksemschicht die vanuit het oosten weerlicht tot in het westen.
Anderzijds wil God ons hier ook aanmoedigen om scherp te zijn, om onze speurzin goed te gebruiken. Meteen na het intermezzo, wat ik donkeroranje heb gemaakt, volgt een belangrijke les. We moeten om ons heen kijken en onze speurzin gebruiken!

 

19.5.2    Leer van de vijgenboom deze les:  zo gauw zijn takken uitlopen en in blad schieten, weet je dat de zomer in aantocht is.
Sommige uitleggers menen dat met de vijgenboom Israël bedoeld is. De Studiebijbel schrijft hierover het volgende:

“Vanwege Matteüs 21:18-20 zien sommigen in deze vijgenboom het symbool voor het volk van Israël. Anderen benadrukken dat in tegenstelling tot 21:18-20, in deze context niets erop wijst dat de vijgenboom zou verwijzen naar het volk van Israël. Zij wijzen er bovendien op dat Lucas 21:29 aan de ‘vijgenboom’ toevoegt: ‘en al de andere bomen’.”

 

Deze beide verklaringen wil ik iets verder uitwerken:

  1. Wie Matteüs 21:18-20 leest (en de commentaren daarop) kan een verband leggen tussen Israël en de vijgenboom.
    De vijgenboom geeft tot driemaal toe vrucht; de late vrucht is het grootst en het lekkerst.
    Zo zal Israël in de eindtijd vrucht geven; iets wat aansluit bij Romeinen 11.
    In Matteüs 21 vervloekt Jezus de vijgenboom, en laat zo Zijn macht zien. Jezus, de machtige, sluiert op dit moment een groot deel van de Joden (zie Romeinen 11). Daar heeft Hij zijn redenen voor.
    Wij mogen weten dat op een zeker moment Hij deze sluier zal wegnemen. Dat is het moment waarop zijn takken uitlopen en in blad schieten.
    Sommige menen dat met de stichting van het huidige Israël de takken zijn gaan uitlopen. Zij voorspellen, op grond van deze aanname, dat Christus binnen één generatie na 1948 op de wolken zal terugkomen.
    Ik denk daar anders over. Ik denk dat ‘het uitlopen van de takken en het in blad schieten’ duidt op de bekering van geheel Israël (zie Romeinen 11).
    In Lucas 21:29 wordt aan de ‘vijgenboom’ toegevoegd ‘en al de andere bomen’. Ik denk dat we daarbij onder andere aan Egypte en Assyrië moeten denken (zie het volgende punt over de verklaring van Jesaja 19).
  2. De vijgenboom is geen Bijbels beeld voor Israël.
    Deze zienswijze wil ik onderbouwen met een citaat afkomstig van de website van  gkvapeldoornzuid.nl, waarop ds. H.R. van de Kamp dit verduidelijkt:
    “Het feit dat Israël in de Bijbel een keer met vijgen (Hosea 9:10) en een keer met een vijgenboom (Jeremia 8:13) vergeleken wordt betekent nog niet dat we bij Jezus’ woorden over een vijgenboom en zelfs bij zijn handelingen met een vijgenboom aan Israël moeten denken.
    Ook Joël 1:7 wordt in dit verband wel genoemd. Het is in dit gedeelte echter onzeker of meer bedoeld is dan de wijnstokken, vijgenbomen enz. die in het Joodse land aangevreten werden door sprinkhanen.
    In geen van beide gedeelten (Matteüs 21 en 24) verwijst Jezus naar woorden over de vijgenboom in het Oude Testament. Er is hier geen sprake van een aanhalen  van de Schriften door Jezus, zoals enkelen menen.
    Door Jezus zelf wordt geen verband gelegd tussen het vervloeken van de vijgenboom en de verwerping van Israël. Ook de context wijst niet in die richting. De bredere context in Matteüs 21 e.v. is die van een proces om Jezus. De aandacht die de verwerping van Jezus door de leiders van zijn volk (de leiders, niet het hele volk!) krijgt is daaraan ondergeschikt.
    Ook in Lucas 21:29 blijkt dat Jezus de vijgenboom als een min of meer willekeurig voorbeeld heeft genoemd. Hij blijkt gezegd te hebben: ‘Let op de vijgenboom en de andere bomen’.”

    Na afwijzing van het verband tussen de vijgenboom en Israël, komt de tekst in een ander licht te staan. De les wordt dan: Kijk naar de tekenen der tijden, zodra deze intensiever en frequenter worden breekt de eindtijd aan. Binnen één generatie zal dit proces worden voltooid.

 

Conclusie:
Beide verklaring zijn mogelijk. Zijn tijd zal het leren.

 

 

19.6    Verklaring van Jesaja 19:19-25
Dit Bijbelgedeelte luidt:

“Op die dag zullen er in Egypte vijf steden zijn waar men de taal van Kanaän spreekt en de HEER van de hemelse machten erkent; een ervan zal ‘Stad van de zon’ (andere handschriften: ‘Stad van verwoesting’) genoemd worden. Op die dag zal er midden in Egypte een altaar voor de HEER staan, en aan de grens een aan hem gewijde steen, die als teken zullen dienen om de HEER van de hemelse machten aan Egypte te herinneren. Wanneer de Egyptenaren de HEER aanroepen omdat ze onderdrukt worden, zal hij hun een bevrijder sturen, die voor hen opkomt en hen zal bevrijden. Zo zal de HEER zich aan Egypte laten kennen. Op die dag zullen de Egyptenaren de HEER erkennen, hem dienen met vredeoffers en graanoffers, hem geloften doen en die inlossen. De HEER zal hen slaan en hen helen; zij zullen naar hem terugkeren, hij zal hun gebeden verhoren en hen genezen. Op die dag zal er een weg lopen van Egypte naar Assyrië, en samen zullen zij de HEER dienen. Op die dag zal Israël zich als derde bij Egypte en Assyrië voegen, tot zegen voor de hele wereld. Want de HEER van de hemelse machten zal hen zegenen met de woorden: ‘Gezegend is Egypte, mijn volk, en Assyrië, werk van mijn handen, en Israël, mijn bezit’. ”

Deze profetie eindigt met een geweldige climax. De Heer ontfermt zich zowel over Egypte en Assyrië, als over Israël; Hij zegent al deze drie volken.
Wat een prachtig vooruitzicht!
God bereikt Zijn doel.
Echter, hier gaat heel wat aan vooraf.
Egypte stribbelt lang tegen, maar God dwingt.
Hij slaat en heelt, en Hij gaat net zolang door tot zij naar Hem terugkeren.
Daarna zal Hij hen verhoren en genezen.
Egypte neemt daarna het voortouw, en maakt een opening richting Assyrië.
Daarop gaat ook Assyrië de Heer dienen.
Tenslotte volgt Israël, als laatste.

 

Deze profetie krijgt veel impact als ze nog relevant is.
Juist dat laatste valt te bezien, omdat velen menen dat deze profetie al vervuld is.
Maar anderzijds, als deze profetie nog in vervulling moet gaan, dan is de uitroeping van de staat Israël in 1948 te beschouwen als een eerste stap in de ontmanteling van de islam.
Want immers, zó is Israël opnieuw present, om na Egypte en Assyrië het hoofd te buigen voor de Heer.
Laten we, om de tekst verder te bekijken, dieper ingaan op de volgende punten:

19.6.1    Op die dag zullen er in Egypte vijf steden zijn waar men de taal van Kanaän spreekt.
19.6.2    Op die dag zal in Egypte een altaar voor de HEER midden in het land staan en aan de de grens een aan hem gewijde steen.
19.6.3    Op die dag zullen de Egyptenaren de HEER erkennen.
19.6.4    Op die dag zal er een weg lopen van Egypte naar Assyrië, en samen zullen zij de HEER dienen.
19.6.5    Op die dag zal Israël zich als derde bij Egypte en Assyrië voegen, tot zegen voor de hele wereld.

 

19.6.1    Op die dag zullen er in Egypte vijf steden zijn waar men de taal van Kanaän spreekt.
Ik denk dat voor deze tekst twee verklaringen mogelijk zijn:

  1. Uit Jeremia  44:1 weten we dat er Judeeërs in de steden Migdol, Dafne, Menfis en Boven-Egypte gewoond hebben. Deze Judeeërs , die de taal van Kanaän spraken, hebben echter een zware straf over zich afgeroepen omdat zij de afgoden dienden. Daarover lezen we in Jeremia 44:27-28:
    “Ik ben op hun ongeluk uit, niet op hun geluk.  Alle Judeeërs in Egypte zullen sterven door het zwaard en de honger, totdat Juda uitgestorven is. Er zal maar een klein aantal aan het zwaard ontkomen en vanuit Egypte naar Juda terugkeren.”

    Even verderop, in Jeremia 46: 27-28, lezen we verder:
    “Wees niet bang, mijn dienaar Jacob,
    heb geen angst, Israël.
    Ik zal je uit dat verre land bevrijden,
    uit de ballingschap voer ik je nageslacht naar huis terug.
    Het volk van Jacob keert terug en zal in vrede leven, zonder zorgen, zonder dat het   nog wordt opgeschrikt.
    Wees niet bang, mijn dienaar Jacob,
    ik sta je terzijde – spreekt de HEER.
    Ik zal ze vernietigen,
    alle volken waarnaar ik je heb verdreven.
    En jou zal ik tuchtigen, ik zal je straffen.
    Je krijgt de straf die je verdient,
    maar vernietigen zal ik je niet.”
    Deze laatste verzen komen ook bijna woordelijk voor in Jeremia 30:10-11; het slaat daar op de terugkeer uit de ballingschap. Ik denk dat de HEER zo de gevluchte Judeeërs te verstaan geeft dat zij net zo behandeld zullen worden als zij die in ballingschap gevoerd waren. De HEER zal hen slaan, maar ook helen. Uiteindelijk zal Hij hen bevrijden.
    Velen veronderstellen dan ook dat vanaf deze periode er een groep Judeeërs in Egypte heeft gewoond. Alleen de vijf steden waar het in de tekst over gaat, dat blijft gissen.

    Op die dag. Wanneer?
    In het vervolg van de tekst krijgen we daarover diverse aanwijzingen.
    Bij deze eerste verklaring gaan we ervan uit dat deze profetie al vervuld is, omdat er Judeeërs in Egypte hebben gewoond die (mogelijk) meegemaakt hebben wat hier voorzegd is.

  2. Bij de tweede verklaring veronderstellen we dat de profetie nog vervuld moet worden.
    De tekst ‘die de taal van Kanaän spreken en trouw zweren aan de HEER van de machten’ vatten we nu op als een aanduiding van mensen die geloven en trouw zijn aan de HEER.
    Ik denk hierbij aan de koptische christenen, die ondanks veel onderdrukking trouw blijven aan hun HEER.
    Eén van de vijf steden heet Ir-Haheres. Een enkele keer vertaalt met ‘stad van de verwoesting’. Een aanduiding dat één van de vijf steden grotendeels verwoest is.
    In die tijd heerst er kennelijk een grote onderdrukking.

    Op die dag. Wanneer?
    De toekomst zal het uitwijzen. Maar gezien de huidige onderdrukking van de Kopten kan dit moment wel eens dichtbij zijn.

 

 

19.6.2    Op die dag zal er midden in Egypte een altaar voor de HEER staan en aan de grens een aan hem gewijde steen (gedenkteken).
Hierbij denk ik dat er minstens drie verklaringen mogelijk zijn:            

  1. De bekende Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus heeft het volgende opgetekend:
    De in Egypte wonende Joodse priester Onias IV heeft halverwege de tweede eeuw voor Christus, met een verwijzing naar Jeremia 19:19, toestemming gekregen om in Leontopolis (nabij Heliopolis) een tempel voor de HEER te bouwen. Deze tempel heeft bestaan tot 72 na Christus.
    Tijdens de diensten in deze tempel is het geloof in de HEER versterkt. Zo werd al voordat het christendom Egypte bereikte een stevige basis gelegd.
    Bekend is dat Alexandrië in de vroege kerk een belangrijke positie heeft ingenomen.
    Niet alleen Joden, maar ook vele Egyptenaren zijn toen tot geloof gekomen.
    Nu was het de gewoonte van Egyptenaren om hun afgoden te vereren met gewijde stenen (obelisken); nadat ze tot geloof zijn gekomen hebben zij een steen opgericht voor de HEER.


    Op die dag. Wanneer?
    Bij deze verklaring is te denken aan de eerste eeuwen na Christus.

  2. Het ‘altaar’ en de ‘gewijde steen’ zijn niet letterlijk op te vatten, maar de profeet drukt hiermee symbolisch uit de toekomstige wijding van Egypte aan de ware God  (Zie Korte Verklaring).

  3. In de moslimwereld staan moskeeën die oorspronkelijk als kerk zijn gebouwd.
    De Aya Sophia, ook wel Hagia Sophia genoemd, in Istanbul is daar een voorbeeld van.
    Een lange tijd is het een moskee geweest, totdat Atatürk op 1 februari 1935 de Aya zijn oorspronkelijke luister teruggaf en het gebouw tot een museum verklaarde.
    Zo zien we dat gewijde gebouwen van functie kunnen veranderen.

    Deze aanloop neem ik om de grote piramide als ‘een aan Hem gewijde steen’ te introduceren. In hoofdstuk 8.8.1 heb ik al het een en ander over de grote piramide geschreven. Daar heb ik al naar enkele websites verwezen die een verband leggen
    Jesaja 19:19 en de grote piramide.
    Nu wil ik dat idee nog verder onderbouwen, want het zal ongetwijfeld veel vragen oproepen.
    Vragen als:
    a.  Hoe kan nu een piramide een aan God gewijde steen worden?
    b.  Hoe is dan de aanwezigheid van het altaar te verklaren?

    De grote piramide staat precies in het midden van Egypte en precies op de grens tussen Noord en Zuid-Egypte.  De aanduiding van de plaats klopt dus.
    Maar de grote piramide is allerminst een aan God gewijde steen.
    Kan dat veranderen?
    Ik denk het wel. In het Oude Testament lezen we over altaren en gedenktekenen die aan God zijn gewijd. Bij een bijzondere gebeurtenis kan een mens een gedenkteken maken en deze aan God wijden.
    Anders ligt het als God een gedenkteken voor Zichzelf maakt. Denk aan de regenboog. God koppelt een belofte aan de regenboog.
    God geeft, zo lijkt het, aan deze gewijde steen een soortgelijke functie als aan de regenboog: het is een teken voor de HEER. God zal de Egyptenaren helpen zodra zij Hem aanroepen. Dat verzekert Hij.
    Zo gelezen, is de gewijde steen een door de Egyptenaren miskende steen.
    Een steen die er altijd al is, maar waar men doelbewust van wegkijkt.
    In hoofdstuk 8 heb ik daar al iets over geschreven.
    Wie de wetenschappelijk verkregen gegevens over de piramide serieus neemt, zal inzien dat de Egyptische chronologie moet worden bijgesteld en dat een zeer hoog ontwikkeld volk deze piramide heeft gebouwd. Een hoog ontwikkeld volk, dat niet past in het veronderstelde evolutionaire ontwikkelingsproces van de mens.

    De grote piramide is een alom verguisde gedenksteen.
    Binnenkort zal deze met straling verder worden onderzocht.
    Op een gegeven moment zal niemand meer om de waarheid heen kunnen.
    Dit gedenkteken is een teken van de HEER.
    Weliswaar door mensen gemaakt, met een heel andere bedoeling.
    Maar dat is het kruis ook.
    Ondanks wat mensen met het kruis voor hadden, is het een symbool geworden.
    Zo wacht de grote piramide, denk ik, nog op erkenning.
    Bij die erkenning zullen de ogen open gaan, en zal God worden geëerd.

    In de koningskamer van de grote piramide staat een sarcofaag.
    Deze sarcofaag heeft dezelfde afmetingen als de ark van het verbond.
    Volgens kenners heeft er nooit iemand in gelegen. Dit maakt deze sarcofaag, en de grote piramide, nog mysterieuzer.
    Wijst het op een altaar, dat overbodig is geworden?

    Op die dag. Wanneer?
    De nabije toekomst zal het uitwijzen.

 

19.6.3    Op die dag zullen de Egyptenaren de HEER erkennen.
Op een gegeven moment zullen de Egyptenaren de HEER erkennen en Hem gaan dienen.
Hier wordt dat dienen op een Oudtestamentische wijze omschreven. Maar dat hoeft er niet op te duiden dat het tijdens de Oudtestamentische periode moet hebben plaatsgevonden.
Velen gaan er vanuit dat het na Christus heeft plaatsgehad.
Maar ook hier zijn minstens twee mogelijkheden:

  1. Rond ca. 300 n. Chr. woonden er in Egypte, rond Alexandrië, veel christenen. Ze waren weliswaar niet in de meerderheid, maar toch zou deze profetie toen in vervulling gegaan kunnen zijn. Zij die toen tot geloof kwamen en de HEER gingen dienen, representeerden het hele volk.
  2. De vervulling van de profetie moet nog komen.
    Nog nooit hebben de Egyptenaren massaal de HEER erkend. Als dat dan toch gebeurd, dan gaat het heel intens. Massaal doen zij de HEER geloften en lossen die in.

 

19.6.4    Op die dag zal er een weg lopen van Egypte naar Assyrië, en samen zullen zij de HEER dienen.
Deze profetie sluit aan bij de vorige. Ook nu weer zijn er twee mogelijkheden:

  1. Bekend is dat rond 300 n. Chr. er ook christenen woonden in Pontus, Capadocië, Cilicië en in een deel van Mesopotamië. Mesopotamië nu, overlapt gedeeltelijk het grondgebied van het vroegere Assyrië. Het is daarom goed denkbaar dat christenen uit Egypte contacten hebben onderhouden met geloofsgenoten in het vroegere Assyrië.
  2. De vervulling van de profetie moet nog komen. Noch in Egypte noch in Assyrië hebben de inwoners massaal de HEER gediend. Dat komt nog.

 

19.6.5    Op die dag zal Israël zich als derde bij Egypte en Assyrië voegen, tot zegen voor de hele wereld.
Deze profetie gaat over de eindtijd. Nadat Egypte en Assyrië tot geloof zijn gekomen, voegt tenslotte Israël zich bij hen. Ook nu zijn er minstens twee mogelijkheden:

  1. Egypte en Assyrië symboliseren de volkeren die aan het einde van de tijd uit de heidenwereld tot geloof zullen komen. Israël symboliseert hier de joden die daarna tot bekering zullen komen; een massale bekering.
  2. In de eindtijd zullen zowel Egypte als Assyrië in hun geheel tot geloof komen. Dit zal zo’n impact hebben dat de meeste inwoners van Israël niet achter kunnen blijven. Zij bekeren zich massaal. Dit zal tot een zegen zijn van de hele wereld.
    Hiermee komt Israëls verkiezing tot haar bestemming. Israël verliest haar voorkeurs-behandeling. Want vanaf nu zegent de HEER alle drie de volken: ‘Gezegend is Egypte, mijn volk, en Assyrië, werk van mijn handen, en Israël, mijn bezit.’

 

Conclusie:
Dit Bijbelgedeelte laat zich op meerdere manieren verklaren en krijgt daardoor een zekere dynamiek. Zowel het één als het andere kan!
Dit schept ruimte om Jezus vandaag nog te verwachten. Tegelijkertijd tekent er zich een beeld af van de eindtijd met een prachtige belofte.
De beide verklaringen concurreren niet met elkaar, maar versterken elkaar. Dit omdat er een lichte sluier over ligt, dat een aanzet geeft om goed te kijken en te blijven kijken. Verwachtingsvol!

 

19.7    Mogelijke scenario’s op weg naar de eindtijd.
Ik wil mij beperken tot de vier volgende scenario´s:

  1. De Mensenzoon komt vandaag terug.
  2. Eerst komt geheel Israël tot bekering, waarna de Mensenzoon terugkomt.
  3. Eerst komt er een derde wereldoorlog, waarna de Mensenzoon terugkomt.
  4. Eerst komt er nog een derde wereldoorlog, daarna komt geheel Israël tot bekering waarna de Mensenzoon terugkomt.

Deze vier scenario’s concurreren niet met elkaar. Ze zijn alle vier mogelijk.
Aan scenario c en d wil ik eigenlijk niet te veel denken.
Dit terwijl ik wél onderken dat dit kan gebeuren. Want een grote groep mensen kan terugvallen in een Kaïns mentaliteit: problemen los je op door andersdenkenden te doden.

In omgekeerde volgorde wil ik op de afzonderlijke fases bij deze vier scenario’s ingaan:
19.7.1    Een (derde) wereldoorlog
19.7.2   Geheel Israël komt tot bekering
19.7.3    De Mensenzoon komt vandaag terug

19.7.1    Een (derde) wereldoorlog
Wie Openbaring leest, weet dat er veel oordelen over de wereld zullen gaan.
Hebben we de meeste daarvan al achter de rug of moeten we er nog enkele verwachten?
Sommige van die oordelen zijn zo massief beschreven, dat je wel moet gaan denken dat zij nog staan te gebeuren. Ik denk daarbij aan:

- “Een derde deel van de aarde brandde af, evenals een derde deel van de bomen en al het groen.” (Openbaring 8:7)
- ”Een derde deel van alle in zee levende wezens ging dood en een derde deel van de schepen verging.” (Openbaring 8:9)
- “Ze waren gereedgehouden om juist op dit uur van deze dag, in deze maand van dit jaar, een derde deel van de mensen te doden.” (Openbaring 9:15)


We weten dat God altijd zijn beloften houdt. Daar komt Hij nooit op terug.
Bij Gods dreigementen ligt dat anders. Deze zijn altijd voorwaardelijk. Als mensen zich bekeren dan voert God Zijn dreigement niet uit. Denk aan Nineve (Jona  4:11).
Met alle dreigementen uit Openbaring moeten we dus wel degelijk rekening mee houden. Zeker omdat het nog niemand gelukt is om aan te geven dat die oordelen al hebben plaatsgevonden en ze dus al achter de rug zijn.
Gods aangekondigde oordelen in Openbaring houden de mensheid scherp.
Ze kunnen nog komen. Maar ook niet.
God is op dit punt niet na te rekenen.
God is een God die slaat en heelt.
Als een Vader tuchtigt Hij Zijn kinderen.
Er breekt voor Hem, vanwege Zijn barmhartigheid, een moment aan dat genoeg genoeg is.
Dat moment zou vandaag kunnen zijn.

 

19.7.2   Geheel Israël komt tot bekering
Bij de verklaring van Romeinen 11:25-29 (9.4) en Jesaja 19:19-25 (19.6) heb ik daarover al heel wat  gezegd. Ik heb geconstateerd dat deze teksten op meerdere manieren gelezen kunnen worden, en dat juist dat een zekere dynamiek aan de tekst geeft. Zowel het ene als het andere mogen we verwachten. De ene verklaring sluit de andere niet uit: ze versterken juist elkaar.

Uit Jesaja 19 mogen we afleiden dat geheel Israël pas tot bekering komt nadat Egypte en Assyrië de HEER zijn gaan dienen.
Dit gegeven botst met de Groot-Israël gedachte, dat eveneens steunt op de landbelofte uit
Genesis 15:18-21, waar we lezen:

“Die dag sloot de HEER een verbond met Abram. ‘Dit land’ zei Hij, ‘geef ik aan jouw   nakomelingen, van de rivier van Egypte tot aan de grote rivier, de Eufraat: het gebied van de Kenieten, Kenizzieten en Kadmonieten, de Hethieten, Perizzieten en Refaïeten, de Amomrieten, Kanaänieten, Girgasieten en Jesusieten’.”

 

Bij de Groot-Israël gedachte gaan Joden, die aanhangers zijn van die gedachte, ervan uit dat dit hele gebied toekomt aan de nakomelingen van Isaak. Maar Abram heeft nog zeven andere zonen: Ismaël bij Hagar (Genesis 16) en zes zonen bij Ketura (Genesis 25:1-6). Ook zij zijn nakomelingen van Abram en vallen onder de landbelofte. De meeste Arabieren stammen, volgens eigen zeggen, af van Ismaël.
De overige Arabieren zijn bloedverwanten van de andere zonen van Abram. Dus het gehele omschreven gebied behoort nu al tot de nakomelingen van Abram. De landbelofte is al vervuld.

Uit Jesaja 19 is af te leiden dat vele Arabieren tot bekering zullen komen.
Zullen Joden en Arabieren (net voor de eindtijd) zich met elkaar verzoenen?
We weten dat Jacob en Esau zich met elkaar hebben verzoend (19.2).
Ook Isaak en Ismaël hebben zich verzoend, want ook zij hebben samen hun vader begraven
(Genesis 25:9).
Familiebanden zijn sterk. Zeker als door de dood vader wordt weggenomen.
Net voor zijn sterven denken familieleden na over de laatste wens van hun stervende vader.
Misschien heeft Abraham wel, net voor zijn sterven, beide zoons bij zich geroepen.
Maar hoe dan ook, Isaak en Ismaël hebben hun vader eervol begraven in de grot van Machpela.

 

De stamvaders van Joden en Arabieren hebben zich met elkaar verzoend.
Kan er een moment komen dat hun nakomelingen dit ook zullen doen?
Romeinen 11 en Jesaja 19 kunnen zo verklaard worden, dat we dit (wat nu nog zo onwaarschijnlijk lijkt) kunnen verwachten.
Maar het zal niet allemaal vanzelf gaan. We lezen:

“De HEER zal hen slaan en hen helen; zij zullen naar hem terugkeren.” (Jesaja 19:22)
De HEER bereikt altijd Zijn doel. Een mooi voorbeeld daarvan is de uittocht uit Egypte.
God treft farao met de ene straf na de andere, totdat hij toegeeft. Totdat de farao Zijn volk laat gaan (Exodus 12). Zo kan God ook nu opnieuw handelen. Hij kan zelfs de Nijl laten leeglopen zodat deze droogvalt (Jesaja 19:5). God heeft alle macht en Hij zal deze aanwenden om Zijn doel te bereiken.
Daarom is het goed mogelijk dat Romeinen 11 en Jesaja 19 (in het perspectief van die ene verklaring) in vervulling zullen gaan.  Geheel Israël komt dan tot bekering.

19.7.3    De Mensenzoon komt vandaag terug
Vooral in tijden van moeiten leeft de Maranata-gedachte sterk.
Paulus riep al: ‘Maranata’; ‘Here, kom!’ (1 Korintiërs 16:22)
Deze roep is soms sterk, soms wat minder krachtig.
Maar door alle eeuwen heen is het de roep, waar verwachting uitspreekt.

 

Deze verwachtingsvolle roep kan getemperd worden door gedachten dat er van alles nog moet gebeuren. De Bijbel beschrijft immers de ‘tekenen der tijden’, die vooraf zullen gaan aan Jezus’ wederkomst.
Die ‘tekenen der tijden’ zijn waarschuwingen die inderdaad voor Jezus’ wederkomst zullen plaatsvinden. Ze wekken hoop in barre tijden, maar ze houden de gelovigen ook alert in goede tijden. Veel berichten vanuit de hele wereld bereiken ons dag na dag. Vaak zit er wel iets tussen wat doet denken aan de geboorteweeën uit Matteüs 24:7-14:

“Het ene volk zal tegen het andere ten strijde trekken en het ene Koninkrijk tegen het andere, en overal zullen er hongersnoden uitbreken en zal de aarde beven: dat alles is het begin van de weeën. Dan zal men jullie onderdrukken en doden, en jullie zullen door alle volken worden gehaat omwille van mijn naam. Velen zullen ten val komen, ze zullen elkaar verraden en elkaar haten. Er zullen valse profeten komen en die velen zullen misleiden. En doordat de wetteloosheid toeneemt, zal bij velen de liefde bekoelen. Maar wie standhoudt tot het einde, zal worden gered. Pas als het goede nieuws over het koninkrijk in de hele wereld wordt verkondigd als getuigenis voor alle volken, zal het einde komen.”

Door de eeuwen heen blijft de vraag actueel: Is deze profetie inmiddels vervuld?
Ik denk dat generaties voor ons deze vraag al met ‘ja’ hebben beantwoord.
Daarom heeft deze vraag iets wonderlijks: telkens als je je op deze vraag concentreert, kan je zowel concluderen dat alles al vervuld is, alsook dat er nog meer weeën kunnen volgen.
Het is een profetie met een open einde, om zo het einde te beklemtonen.

 

Jezus kan dus op elk moment terugkomen.
Komt Hij dan onaangekondigd?
Laten we lezen Matteüs 24:36-39:

“Niemand weet wanneer die dag en dat moment zullen aanbreken, ook de hemelse engelen en de Zoon niet, alleen de Vader weet het. Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het zijn wanneer de Mensenzoon komt. Want zoals men in de dagen voor de vloed alleen maar bezig was met eten en drinken, met trouwen en uithuwelijken, tot aan de dag waarop Noach de ark binnenging, en zoals men niet wist dat de vloed zou komen, totdat die kwam en iedereen wegnam, zo zal het ook zijn wanneer de Mensenzoon komt.”

 

De verwijzing in deze tekst naar Noach geeft te denken.
Want Noach wist dat God de aarde ging vernietigen en dat hij juist daarom de ark moest bouwen.
Zeven dagen voor de vloed sprak God opnieuw tot Noach (Genesis 7:4). Noach wist dus exact wanneer de vloed zou komen.
Mag je hieruit afleiden dat gelovigen Jezus’ wederkomst wél aangekondigd krijgen?
Weliswaar niet zo exact, maar wel afleidbaar uit profetieën en de tekenen der tijden?

 

Net boven het tekstdeel, met de verwijzing naar Noach, staat duidelijk dat niemand weet wanneer die dag en dat moment zullen aanbreken, ook de hemelse engelen en de Zoon niet, alleen de Vader weet het.
Als zelfs de Zoon het niet weet, wat moeten wij dan nog verder speuren?
Alleen, het blijkt dat juist op dit punt niet alle handschriften met elkaar overeen komen.
Bij sommige handschriften ontbreekt de tekst ‘en de Zoon niet’.
Mogen we daaruit iets afleiden?
Zet dat ons aan het denken?
Is het een hard feit dat de Zoon niet weet wanneer die dag zou komen?
Of was het alleen zo, dat tijdens Zijn omwandeling op aarde, dat Hij het niet wist en het ook niet hoefde te weten.
Maar nu de Zoon in de hemel is en voorbereidingen treft voor Zijn terugkomst, lijkt mij het logisch dat Vader en Zoon het moment van Zijn wederkomst inmiddels met elkaar hebben ‘besproken’.

 

Verder blijkt wel uit de tekst dat de engelen die dag niet weten.
Engelen zijn boodschappers van God.
Zonder dat God hen inlicht kunnen zij over die dag niets zeggen.

Alleen de Vader weet wanneer die dag aanbreekt.
Maar de Vader laat zich graag kennen. Hij wil graag dat wij Hem leren kennen.
Daarom geeft Hij openbaring na openbaring.
Op het moment dat Jezus de woorden sprak, die Matteüs heeft opgeschreven, was er al veel over de jongste dag (vanuit het Oude Testament) bekend, maar lang niet alles. Zo ontbrak de datum.
Later heeft God de Vader nog meer geopenbaard over de jongste dag.
Speciaal in de Openbaring aan Johannes geeft Hij veel prijs.
Hij wil dat we genoeg weten. Niet alles, want Hij vindt dat wij in afhankelijkheid van Hem dienen te leven. Vertrouwend op Zijn liefde en Zijn wijs beleid.

De Bijbel is inderdaad geen puzzelboek.
Maar God heeft al Zijn openbaringen over de eindtijd niet voor niets gegeven.
Alleen al het Oude Testament bevat vele voorzeggingen over de eindtijd.
Al die profetieën beogen een doel (immers God heeft niets laten optekenen zonder reden).
Vandaar dat het goed is om deze profetieën te overdenken.

In het verleden zijn er veel voorspellingen gedaan op basis van die profetieën die niet zijn uitgekomen (Hall Lindsey). Dat mag ons terughoudend maken, maar het mag geen reden zijn om al die profetieën maar als te lastig te blijven negeren.
Velen hebben geprobeerd om uit de Bijbel één enkele eindtijdvisie te reconstrueren.
Ik heb ingezien dat dát niet kan, omdat dan verschillende teksten elkaar tegenspreken.
Vandaar de eindtijdvisie met meerdere scenario’s.
Ik heb slechts drie scenario’s geschetst, maar het kunnen er wel veel meer zijn.
Ik heb mij uitdrukkelijk beperkt tot een klein aantal verzen.
Lang niet alle profetieën ben ik dus bij langs gegaan.
Er zal best nogal wat bij te schaven en uit te breiden zijn aan deze visie.
Maar wat ik vooral heb willen zeggen is dat het ene scenario het ander niet mag wegdrukken.
Elk scenario heeft zijn eigen betekenis.
Elk scenario mag je zo aan het denken en aan het werk zetten.
Maar je moet wel met elk scenario rekening houden.

Ik denk dat dit dan ook de betekenis is van het vervolg wat in Matteüs staat:

“Besef wel: als de heer des huizes had geweten in welk deel van de nacht de dief zou komen, dan zou hij wakker gebleven zijn en niet in zijn huis hebben laten inbreken. Daarom moeten ook jullie klaarstaan, want de Mensenzoon komt op een tijdstip waarop je het niet verwacht.” (Matteüs 24:43-44)
Deze waarschuwing brengt het besef dichtbij dat Jezus vandaag nog kan terugkomen.


Tenslotte:
Het ene scenario mag het andere niet overrulen, want dan gaat er veel mis.
Desondanks wil ik het scenario waarin geheel Israël tot bekering komt, verder uitwerken.
Ik denk namelijk dat de andere scenario's al voldoende bekend zijn. Bovendien denk ik dat diverse Israëlvisies waarin Israël een hoofdrol gaat spelen, niet kloppen.
Vandaar extra aandacht voor dit ene scenario.

Voor dit scenario heb ik diverse bouwstenen aangedragen:
-  19.2  De les van Jakob en Esau
-  19.3  De les van Jozef en zijn broers.
Hoewel er een grote verwijdering tussen broers kan ontstaan, blijft desondanks verzoening mogelijk.
God bewerkt het op Zijn tijd, passend in Zijn plan.
Op dit moment is het onvoorstelbaar dat vele moslims, van Egypte tot Assyrië, tot geloof zullen komen en dat daarna geheel Israël zich bekeert.
Toch weten we uit ervaring dat het onvoorstelbare kan gebeuren.
Zo kan de profetie uit Jesaja 19:19 zomaar werkelijkheid worden.
Een scenario om verder over door te denken.
Dat doen we in het volgende subhoofdstuk.

 

 

19.8    Wat kunnen we leren van joden en moslims? 
Velen hebben een verdieping in hun eigen geloof ervaren na het onderzoeken van een of meer andere religies. Dit geldt zowel voor christenen als ook voor joden en moslims.
Het spiegelen helpt elke gelovige.
Er schijnen maar weinig gelovigen te zijn die na het spiegelen een ander geloof aannemen.
Doorgaans verdiept spiegelen de eigen overtuiging.

 

Van joden en moslims valt veel te leren.
Ik wil daarvan enkele voorbeelden geven om daarna enkele lijnen te trekken naar de paradijsthese.
Bekend zal zijn dat de joden er eerder waren dan de christenen.
De joden waren zelfs al over de wereld verspreid, voordat de christenen met hun boodschap kwamen. De Apostelen, de eerste brengers van die boodschap, startten hun prediking doorgaans in de joodse gemeenschap. Dit omdat er veel raakvlakken waren, maar ook omdat er een opdracht lag om het Evangelie eerst aan de Jood en daarna ook aan de anderen te brengen. Daarin was Jezus hen voorgegaan.

 

Veel joden hebben het Evangelie afgewezen.
Paulus zegt zelfs, dat God zelf over hen een sluier heeft gelegd.
Slechts een klein deel zou tot geloof komen, het grootste deel dus niet.
In het huidige Israël wonen weinig Messiasbelijdende Joden.
Naar schatting minder dan 1% van de bevolking.
Dus het aantal Messiasbelijdende Joden is heel klein. Niet alleen in Israël, maar wereldwijd.
Waarom?
Waarom heeft God hen niet de ogen geopend, maar daarentegen een sluier opgelegd?
Wat kan Gods bedoeling daarmee zijn?
We mogen ervan uitgaan dat God alles wil laten meewerken ten goede.
Vanuit deze vooronderstelling wil ik als christen naar joden kijken, om te zien wat ik van hen kan leren. Ik wil mij daarbij beperken tot vier thema’s:

19.8.1    Verdieping in de Joodse tradities vergroot het inzicht in de hele Bijbel.
19.8.2    De bron, de Thora en de profetische geschriften, vergt uitleg van rabbijnen.
19.8.3    De verdeeldheid onder Joden zet aan tot verder nadenken.
19.8.4    De joden vormen (soms) een voorhoede, een buffer voor christenen.

 

De moslims staan verder van mij af.
Toch denk ik dat God ook met hen een plan voorheeft.
De meeste moslims zijn nakomelingen van Abraham → Ismael, … en Esau →… .
We lazen eerder Jesaja 19:21-25, waarin onder andere staat dat eerst Egypte de HEER zal gaan dienen, daarna Assyrië, en tenslotte zal Israël zich bij hen voegen. Dat zal de wereldvrede ten goede komen.
Vanuit christelijk perspectief, denk ik dan als mogelijk scenario, dat eerst vele Egyptenaren tot geloof in Christus zullen komen, dat daarna de vele bewoners op het grondgebied van het vroegere Assyrië (groot gebied rondom de stad Nineve) hen daarin zullen volgen, en tenslotte zullen vele joden in (en buiten) Israël Christus aannemen als hun HEER en Heiland.
Maar ja, dat is allemaal gezien vanuit mijn geloof in Christus.
Vandaar dat Ik zeer benieuwd ben hoe joden deze tekst lezen!

 

Gezien deze tekst, is het conflict tussen moslim en joden een familietwist die op een gegeven moment bijgelegd zal worden. (zie ook hoofdstuk 18, waarin dit als één van de vele scenario’s is verondersteld).
Het is een familietwist waarbij wij als christenen, als geënt op de edele olijfboom (Romeinen 11), betrokken zijn.
De geschiedenis leert dat niet altijd en overal het conflict tussen moslims, joden en christen even hevig is geweest. Er zijn tijden geweest, waarin moslims, joden en christenen vredig naast elkaar hebben geleefd.
Mohammed zelf heeft daartoe de eerste aanzet gegeven.
De meeste jaren van zijn leven ging hij heel vriendschappelijk om met joden en christenen.
Hij had het moeilijker met zijn eigen volksgenoten. Voor hen moest hij vanuit Mekka vluchten naar Medina. Pas tien jaar later kon hij terugkeren, en toen verwijderde hij, in 630, radicaal alle 360 afgodsbeelden uit de Kaaba.
In het begin baden alle moslims richting Jeruzalem. Pas nadat Mohammed de openbaring van Soera De Koe had ontvangen veranderde de gebedsrichting richting Kaaba.
Die Soera De Koe wordt wel aangeduid als de Koran in een notendop. Hierin wordt de kern van de islam beschreven.
Onder christenen wordt het Evangelie van Johannes wel aangeduid als de kern van de christelijke boodschap; wie dat Evangelie leest krijgt zicht op de hoofdzaak.
Ik veronderstel dat ik met het lezen van de Soera De Koe de hoofdzaak van de islam te pakken heb.
Bij het verdere wat ik over de islam schrijf, ga ik uit van deze gedachte.

Als ik het goed begrijp is Mohammed de laatste van de profeten.
Hij kende meerdere profeten die eerder hadden geleefd. Hij heeft over hen gesproken en dat is later vastgelegd in de Koran.
Al die eerdere profeten kennen we ook uit de Bijbel.
Als we nu de Bijbel en de Koran naast elkaar leggen en met elkaar vergelijken, dan blijkt dat er grote verschillen zijn.
Desondanks wordt in de Koran het Boek (de Bijbel) veelvuldig en met respect aangehaald.
In de Soera De Koe wordt het Boek 20 keer genoemd en de Koran slechts 1 keer.
Joden en christenen zijn volgelingen van het Boek.
Al lezend in Soera De Koe kom ik onder de indruk hoe respectvol Mohammed met het Boek omgaat.
Ook andere gelovigen worden door Mohammed respectvol benaderd:

“Voorzeker, de gelovigen, de Joden, de Christenen en de Sabianen – wie onder hen ook in   God en de laatste Dag geloven en goede daden verrichten, zullen hun beloning bij hun Heer ontvangen en er zal geen vrees over hen komen, noch zullen zij treuren.” (Soera De Koe 2:62)


Mohammed stelt in Soera De Koe 2:6,7, dat ongelovigen gesluierd zijn:
“Zeker, zij die (de waarheid) verwerpen, het is hun om het even, of je hen waarschuwt of niet – zij zullen niet geloven.
God heeft hun hart en oren verzegeld en over hun ogen is een sluier en hen wacht een zware straf.”

Dit doet mij denken aan wat Paulus in 2 Korintiërs 3:14 over de Joden opmerkt:
“Hun denken verstarde, en dezelfde sluier ligt tot op de dag van vandaag over het oude verbond wanneer het voorgelezen wordt. Hij wordt alleen in Christus weggenomen.”

Al met al heeft Mohammed tal van ideeën aangedragen waar ook christenen wat van kunnen leren.
Uitgaande van de al eerder genoemde vooronderstelling dat God alles wil laten meewerken ten goede, wil ik over de volgende thema’s nadenken:

19.8.5    De vaststelling van de enige ware canonieke tekst van de Koran
19.8.6    De Koran vergt uitleg van moslimgeleerden
19.8.7    De verdeeldheid onder islamieten is een zegen
19.8.8    Moslims ondersteunen krachtig het idee dat mensen rekenschap hebben af te leggen tegenover God

 


Na deze korte kennisneming van de leer en traditie van joden en moslims, wil ik mij eerst daaraan spiegelen, om vervolgens iets zeggen over godsdienstvrijheid, om daarna lijnen te gaan trekken naar de paradijsthese:
19.8.9    De leerzame spiegeling aan joden en moslims aangaande de hierboven staande items.
19.8.10  Godsdienstvrijheid
19.8.11  Lijnen naar de paradijsthese

 

19.8.1  Verdieping in de Joodse tradities vergroot het inzicht in de hele Bijbel.
De Joden gaan op een bijzondere manier om met de Joodse Wet en de Joodse feestdagen.
Het lezen en bestuderen van de Joodse Wet schijnt veel vreugde te geven. In de Thora is de goddelijke wil neergelegd, die hun hart sneller doet kloppen.  Bestudering van de Thora is een plicht die grote vreugde verschaft. Joden vinden het geweldig dat zij de Wet ontvangen hebben. Nadat ze de Thora gelezen hebben, beginnen ze gewoon opnieuw. Telkens weer. Elke nieuwe start geeft vreugde, omdat er telkens verdieping mogelijk is.

 

De belangrijkste Joodse feestdag is de sabbat. Een oud gezegde luidt: ‘Meer dan Israël de sabbat heeft bewaard, heeft de sabbat Israël bewaard’.
Dit komt omdat de sabbat een heel centrale plaats inneemt. De vrijdagavond na zonsondergang tot de zaterdag na zonsondergang wordt op traditionele manier ingevuld. Alles staat daarbij in het teken van de ‘voorsmaak van de wereld die eens komt’.
Andere feesten, zoals het Pesach (het Paasfeest), Sjavoe-ot (het Wekenfeest) en Soekot (het Loofhuttenfeest) staan eveneens in het teken van verwachting. Het zijn pelgrimsfeesten.
Joden leven sterk met gedachten aan de verlossing die komen moet ‘het volgend jaar in Jeruzalem’.

We kunnen van de joden veel leren. Niet alleen hoe zij de toekomstverwachting levendig weten te houden, maar ook van tal van andere zaken. Bijvoorbeeld van de prachtige ‘Spreuken der Vaderen’. Een citaat daaruit:

“Wie is wijs?  Hij die van alle mensen leert …
Wie is machtig?  Hij die zijn hartstochten beheerst …
Wie is rijk?  Hij, die zich verheugt over wat hij heeft …
Wie is geëerd?  Hij, die anderen eert …   “

 

19.8.2  De bron, de Thora en de profetische geschriften, vergt uitleg van rabbijnen.
Het joodse geloof is voornamelijk gebaseerd op de Tenach (omvattende de boeken van het Oude Testament) , en op een verzameling mondelinge overleveringen die in de 2e eeuw zijn vastgelegd zijn in de Misjna, en op de later daaruit ontstane Talmoed. Verder hebben latere geleerden, invloedrijke rabbijnen en leerscholen hun stempel gezet.
Al met al omvat alleen al de uitleg van de Thora boekwerken met een totaal volume groter dan de Encyclopedia  Britannica. Het joodse geloof is daarmee wél goed gedocumenteerd, maar moeilijk toegankelijk. Voor een goed begrip is de uitleg van rabbijnen zeker noodzakelijk.

 

De Statenvertalers hebben veelvuldig gebruik gemaakt van Joodse bronnen. Zij waren zeer geïnteresseerd in de Hebreeuwse taal en de uitleg van het Oude Testament door de Joodse rabbijnen.
Zo heeft de kennis van de rabbijnen bijgedragen aan het verstaan van het Oude Testament.
En nog steeds dragen Joodse geleerden bij aan het kennen van de Schrift.
Denk daarbij o.a. aan de bekende Dode Zee Rollen, die minutieus zijn onderzocht en de betrouwbaarheid van de Schrift bevestigen.

 

19.8.3  De verdeeldheid onder Joden zet aan tot verder nadenken.
In het algemeen leidt verdeeldheid tot rivaliteit.
Een wedijver, die de geest scherpt.
Verdeeldheid heeft daardoor ook iets positiefs.
Dit zien we terug in de geschiedenis van het Jodendom.
De vele Jodenscholen, die met elkaar wedijverden, hebben de traditie grotendeels ongeschonden door de eeuwen en culturen heen weten te bewaren.

 

Verdeeldheid kan ook leiden tot een strijd, dat meestal enkel verliezers kent.
Strijd, zonder liefde voor en vertrouwen in de ander, levert vaak niets op.
Het breekt alleen maar af.

Onder de Joden heerst een grote verdeeldheid.
Ik weet niet of hun verdeeldheid vergelijkbaar is met de verdeeldheid onder christenen.
Maar ik heb zo het vage idee dat ondanks de onderlinge verdeeldheid joden vaak coulanter met elkaar omgaan dan christenen.
Met interesse en respect voor elkaar hoeft verdeeldheid geen probleem te zijn.

 

19.8.4  De joden vormen (soms) een voorhoede, een buffer voor christenen.
De joden zijn nakomelingen van Jacob.
Jacob, die na de worsteling met God een andere naam kreeg.
Voortaan zou hij Israël heten (Genesis 32:22-32).
De naam Israël betekent ‘hij strijdt met God’ of ‘God strijdt’.
Vaak zegt een naam die God zelf geeft, veel over de betreffende persoon.
Hier lijkt het erop dat Jacob en zijn nageslacht samen zullen strijden met God.
Israël vormt Gods voorhoede in de wereld.
Door met name Israël werkt God Zijn plan uit.
Als christen is dit idee te volgen tot aan Golgotha.
Daar streed Christus, als nazaat van Jacob, en Hij overwon.

 

Maar hoe verging het Israël verder na Golgotha?
Bleef Israël Gods voorhoede?
De geschiedenis laat zien dat de Joden erg vervolgd zijn.
Zelfs christenen hebben hieraan meegedaan.
Dit ondanks het feit dat er geprofeteerd staat dat God de Israëlieten tot inkeer zal brengen.
Hebben de Joden dan de eerste klappen moeten opgevangen?
Als er geen Joden waren geweest, zouden de christenen dan nog meer vervolgd zijn door hen die van God noch gebod willen weten?
Of laat de rivaliteit tussen joden, christenen en islamieten zien dat het ware geloof er alles toe doet?

 

Er zijn veel vragen te stellen.
De geschiedenis laat zien dat er onderling veel geweld is gebruikt.
Dat veroorzaakt bij mij plaatsvervangende schaamte.
Waarom al die strijd, dat discrimineren, moorden en vergassen?
Waarom?
Verderop wil ik ingaan op de vele geweldsexplosies, met name op de vraag of God dit allemaal niet had moeten voorkomen. Zie subhoofdstuk 19.10
Een echt antwoord op het ‘waarom’ heb ik niet zo direct.
Een eminente joodse theoloog schreef daarover eens: ‘Telkens als de heiden in de christen-ziel tegen het juk van het kruis opstaat, koelt hij zijn woede op de joden.’
Een ander schreef: ’Het gaat onze macht te boven … de voorspoed van de bozen of de bezoekingen van de rechtvaardigen te verklaren.’

 

De Joden zijn erg gediscrimineerd en vervolgd. Velen zijn gruwelijk afgeslacht.
Dat er ondanks dat alles toch nog Joden zijn en dat zij in 1948 de staat Israël hebben gesticht, dat mag een wonder heten.
Dat opent, volgens hen en vele christenen, een perspectief naar het nieuwe Jeruzalem.

 

Joden, die de voorhoede vormen.
Joden, die laten zien dat het geloof relevant is.
Joden, die geloven in de komst van het nieuwe Jeruzalem.
Joden, die hun plek in Gods plan hebben gekregen.
Joden, die net als ieder ander een rechtvaardig oordeel wacht.

 

 

19.8.5  De  vaststelling van de enige ware canonieke tekst van de Koran
Het is vrijwel zeker dat de Koran niet is samengesteld tijdens het leven van Mohammed.
Maar het staat wel vast, dat een gezaghebbende versie door een van Mohammeds secretarissen kort na zijn dood is voorbereid. Deze versie is goedgekeurd door een commissie van volgelingen. Vanaf dat moment was deze versie de enige ware en canonieke tekst voor alle gelovige moslims.
Deze ware en canonieke tekst heeft later een proces van codificatie ondergaan, waarbij de enig juiste leeswijze is vastgelegd. Dit was nodig omdat de Koran in meer dan zeven verschillende dialecten werd gelezen.

 

Geleerden die de ontstaansgeschiedenis van de Koran proberen te achterhalen ontmoeten vaak groot verzet van traditionele moslimgeleerden.
Zo zijn er in Jemen oude Koranfragmenten gevonden die bleken geschreven te zijn in Hidjazi, het zeldzame en voor zover bekend, het oudste Arabische schrift. Deze oude Koranfragmenten verschilden iets met de canonieke tekst, wat de bewering aantast dat de Koran ongewijzigd is overgeleverd.

 

Voor het bovenstaande heb ik grotendeels de Wikipedia als bron gebruikt.  Op hun sites is nog veel meer over dit onderwerp te vinden.

 

 

19.8.6  De Koran vergt uitleg van moslimgeleerden
De Koran is in het Arabisch geschreven. Wie de Nederlandse vertaling leest mist de nuances.
Om de Koran goed te kunnen begrijpen moet deze tenminste in het Arabisch gelezen worden en je moet op de hoogte zijn van de uitleg van imams, die in de leer zijn geweest bij moslimgeleerden.

 

Een zelfstandige oordeelsvorming over een tekst wordt veelal als onacceptabel beschouwd, omdat Mohammed van Allah de bevoegdheid heeft gekregen om die zaken uit te leggen.
Vandaar dat je eerst de Overlevering moet kennen, en die allereerst moet volgen.
Als er dan nog enige onduidelijkheid overblijft, dan hebben alleen geleerde moslims het recht om een tekst te interpreteren.

 

 

19.8.7  De verdeeldheid onder islamieten is een zegen
Verdeeldheid scherpt de geest. Wie heeft er gelijk en waarom?
Verdeeldheid brengt discussies op gang, die de geloofsleer kunnen verdiepen.
Verdeeldheid is, binnen zekere grenzen, een groot goed voor alle gelovigen.
Het bevordert het onderlinge respect en het geeft handen en voeten aan geloofsvrijheid.
Het zet elke gelovige aan tot eigen meningsvorming.

 

Dit laatste, die eigen meningsvorming, zint machtshebbers uiteraard niet.
Want machtshebbers zijn uit op macht.
Machthebbers hebben het liefst volgelingen die niet al te veel vragen stellen.
Machthebbers zijn denkers, die voor hun volgelingen willen denken.
Volgelingen dienen dan ook enkel te volgen.
Als sommigen dat niet doen, dan ontstaat er een verdeeldheid die tot een strijd kan leiden. Zo kan verdeeldheid, als deze gebruikt wordt om macht na te streven, nare gevolgen hebben.

 

 

19.8.8  Moslims ondersteunen krachtig het idee dat mensen rekenschap hebben af te leggen tegenover God
In de Koran worden de verrukkingen van de hemel en de verschrikkingen van de hel levendig en duidelijk beschreven.
Ieder mens komt na zijn sterven voor Allah te staan om beoordeeld te worden.
Moslims, die hun vijf plichten toegewijd hebben gedaan, hebben een grote kans in de hemel te komen. Want Allah is de barmhartige.
Alle ongelovigen komen in het Vuur.

 

 

19.8.9  De leerzame spiegeling aan joden en moslims aangaande de hierboven staande items.
Wie spiegelt, kijkt met interesse naar andere godsdiensten om zo iets bij te leren.
Want die andere godsdiensten laten een verwevenheid zien tussen het menselijke en goddelijke, die het inzicht in de eigen godsdienst vergroten.
Tenminste, zo ervaar ik dat.

 

God gaf Joden de Thora, christenen de Bijbel en moslims de Koran.
Zeg ik hiermee te veel? Ligt het niet genuanceerder?
Want God kan Zichzelf toch niet tegenspreken?
Dus slechts één van de drie kan aanspraak maken op het echte woord van God.

 

God bestuurt alles, en daarbij laat Hij expres het kwade toe.
Hij geeft het goede, maar laat het kwade toe zodat wij het kwade van het goede leren onderscheiden.
God zet ons aan het werk. Des te meer we het kwade onderkennen, des te meer gaan we het goede waarderen.
Dus het kwade heeft wel degelijk een functie. Het scherpt de geest.

 

Zo is het voor elke gelovige goed, of die nu jood, christen of moslim is, om eens naar het ontstaan en naar de daarna gevormde tradities van de andere godsdiensten te kijken. Dit kan het eigen geloof versterken en verdiepen (wat meestal het geval schijnt te zijn).

 

Hierboven heb ik heel summier iets over het ontstaan van de Thora, Bijbel en Koran geschreven.
Wat opvalt is dat de goddelijke geschriften vrij moeilijk te lezen zijn.
Tenminste, dat zou je kunnen afleiden van al de nodige verklaringen en aanvullingen die in de loop van eeuwen door geestelijke leiders zijn gemaakt.
Zonder die uitleg van exegeten schijnt God in raadsels gesproken te hebben.
Zo heeft de Thora  een verklaring van wetten en regels nodig die groter is dan de Encyclopedia Britannica.
Naast de Bijbel zijn in de loop van eeuwen diverse belijdenisgeschriften ontstaan om vele misverstanden tegen te gaan.
Ook de Koran is niet zomaar door iedereen te lezen. Allereerst moet je deze in het Arabisch lezen om de nuances te verstaan. Daarnaast moet je de Overlevering kennen om te weten wat de gangbare uitleg is.

 

Opvallend is dat ook de uitleg van de Bijbel gedurende een hele tijd grotendeels in handen is geweest van de hoge Roomse geestelijkheid. In de Rooms-katholieke kerk van voor de Reformatie las men de Bijbel voornamelijk in het Latijn. Alleen wie Latijn kende en op de hoogte was van de officiële kerkleer, kon de Bijbel verstaan.
Later vertaalden de Reformatoren de Bijbel in de taal van het volk, zodat de gewone man zelfstandig zijn Bijbel kon lezen. Immers Gods Geest was over iedereen uitgestort. Dus iedereen kon door die Bijbel worden aangesproken. Eenvoudigen kunnen meer dan voldoende door het eenvoudige in dat Woord geraakt worden. Meer ontwikkelden zullen dieper in dat Woord moeten graven om blijvend verrast en aangeraakt te worden. Zo kan de Bijbel in ieders hand tot zijn recht komen.

 

Van de drie heilige boeken, Thora, Bijbel en Koran, is de Bijbel het boek, dat nog niet helemaal klaar is. Dit komt, omdat er oude handschriften zijn gevonden die niet helemaal met elkaar overeenstemmen. In de Nieuwe Bijbelvertaling zijn diverse noten opgenomen om de lezer hierop te attenderen.
Zo gaan christenen heel ontspannen om met wat wetenschappers aanleveren. Zo zijn ook de Dode Zee Rollen met open armen ontvangen.

 

Moslims, daarentegen, zullen geen enkele aanvulling op de Koran accepteren.
De Koran wordt door moslims met respect behandeld: zo wordt hij bij voorkeur in een schone kamer op een zo hoog mogelijke plaats boven alle andere boeken bewaard. Hij wordt doorgaans niet op tafel gelegd, omdat dan het gevaar bestaat dat er iets bovenop wordt gelegd, en hij wordt ook niet op de grond gelegd, omdat de grond als onrein wordt beschouwd.
Christenen gaan met de bijbel op een andere manier om.

 

Op dit moment mag iedere christen, naast de Bijbel, de Thora en de Koran lezen.
Voor joden en vooral bij moslims ligt dat anders.
Pas als een moslim geestelijk volwassen is, mag hij de Bijbel lezen.
In de soera De Koe wordt 20 keer verwezen naar het Boek (het Boek dat God aan Mozes gaf), waarvan 1 keer expliciet naar het Boek en de profeten [2:177]. Daarnaast wordt verwezen naar een Boek van God [2:89], Gods Boek [2:101] en naar het Boek met de Waarheid [2:176].
Uit deze verwijzingen blijkt wel dat Mohammed groot respect had voor het Boek, en voor al die andere genoemde Boeken.
De Soera De Koe laat duidelijk zien dat Mohammed, die zich als de laatste profeet presenteerde, met veel respect sprak over de profeten die voor hem leefden. Zo lezen we in Soera De Koe 2:87 en 2:253   het volgende over Jezus: “En Wij gaven aan Jezus, zoon van Maria, duidelijke tekenen en versterkten hem met de geest der heiligheid.”
Verder lezen we in Soera De Koe2:62 : “Voorzeker, de gelovigen, de Joden, de Christenen en de Sabianen – wie onder hen ook in God en de laatste Dag geloven en goede daden verrichten, zullen hun beloning bij hun Heer ontvangen en er zal geen vrees over hen komen, noch zullen zij treuren.”

De traditie zegt dat Mohammed noch lezen noch schrijven kon. Dus Mohammed heeft noch ‘het Boek’ noch ‘het Boek met de Waarheid’ zelf gelezen, maar hij heeft er wel veel over gehoord. Vandaar dat Mohammed, in o.a. Soera De Koe, veelvuldig naar deze boeken verwijst.
Alleen de geleerden weten kennelijk niet meer exact welke fragmenten Mohammed heeft aangesproken en welke niet. Tenminste ik heb op internet geen door moslimgeleerden compilatie van de Bijbel kunnen vinden die inhoudelijk met  ‘het Boek’ en ‘het Boek met de Waarheid’ zou overeenstemmen.
Dit roept vragen op.
Als christen weet je dat het Nieuwe Testament alleen vanuit het Oude Testament goed te begrijpen is. Het Nieuwe Testament is daardoor niet los van het Oude Testament te doorzien.
Nu in Soera De Koe zoveel verwezen wordt naar het Boek, de profeten en naar Gods Boek, denk ik, dat die Soera ook niet goed te begrijpen is als je geen kennis kunt nemen van al die boeken waarnaar verwezen wordt. Op die boeken wordt immers voortgebouwd. Mohammed is de laatste profeet, die al de profeten voor hem  serieus heeft genomen. Hij verwijst niet voor niets naar al die Boeken.

 

Nu blijkt dat de Bijbel in enkele islamitische landen een verboden boek is.
Dat doet denken aan de tijd vóór de Reformatie waarin de Bijbel voor de gewone man ook een verboden boek was. De Rooms Katholieke geestelijkheid vond het toen gevaarlijk om gewone mensen een Bijbel in handen te geven omdat ze deze toch niet zouden begrijpen en omdat de kans groot was dat allerlei ketterij zou ontstaan.
Het lijkt erop dat enkele islamitische landen nu min of meer in eenzelfde ontwikkelingsfase verkeren. De boeken, waar immers de Soera’s naar verwijzen, zijn verboden boeken geworden.
Want in de Soera’s wordt verwezen naar fragmenten uit boeken, die in de Bijbel te vinden zijn.
De geschiedenis herhaalt zich.

 

 

Verdeeldheid heeft zijn goede en kwade kanten.
Verdeeldheid brengt meningsverschillen naar boven die het meestal waard zijn om te doordenken.
Blijvende meningsverschillen gaan meestal over die essentiële punten, die altijd aandacht moeten krijgen. Geweldig, als dit kan met respect voor elkaars meningen.
Verdeeldheid stimuleert het zoeken naar de waarheid.
Wie heeft op alle punten gelijk?
Op de jongste dag zal wel blijken wie dat zijn.
Dit idee, dat zo weinigen het op alle punten juist zien, stimuleert het zoeken naar de waarheid.
Tot het moment dat er geen vragen meer zijn, is elk beeld scherper te stellen.

 

Verdeeldheid zonder respect voor elkaars mening, verwijdert mensen van elkaar.
Het tegengaan van verdeeldheid kan een saamhorigheid teweegbrengen die anderen uitsluit, en waarbij de massa zich laat verleiden tot meelopers.
Verdeeldheid zonder respect voor elkaars mening, kan zomaar tot strijd leiden waarbij velen hun leider volgen. Hun leider krijgt dan macht. En wie macht ruikt, wil meer macht.
Zo kan verdeeldheid mensen uit elkaar jagen. De kwade kant.

 

Verdeeldheid heeft tijden met explosieve situaties opgeroepen, maar ook tijden met tolerantie.
Tegenwoordig gaan de meeste christelijke groeperingen in Nederland vrij tolerant met elkaar om.
Het geloof in de ene algemene kerk blijft, maar dat wordt nu anders geïnterpreteerd.
Daar doe ik zelf ook aan mee.
Ik las eens: “Ondanks dat er in de Bijbel vier evangeliën staan, is er toch slechts één evangelie.
Origenes had gelijk: ‘er is één viervoudig evangelie’.”
Op analoge wijze mag je, denk ik, zeggen dat er vele kerken zijn, maar dat er toch slechts sprake is van één veelvuldige algemene kerk. Ieder die met Christus verbonden is, maakt deel uit van die ene veelvuldige kerk.
Zo ontstaat er een situatie waarin je eerder andere christenen zoekt dan mijdt.
Je leert de ander respecteren, en tijdens het onderlinge gesprek kunnen de eigen opvattingen worden getoetst.
Joden, christenen en moslims, wie kan op dit terrein iets van de ander leren?

 

Het belangrijkste punt waar joden, christenen en moslims het over eens zijn, is dat iedereen na zijn dood geoordeeld zal worden. God heeft iedereen geschapen en Hij zal dan ook iedereen tot verantwoording roepen. God verklaarde eens elk normaal mens toerekeningsvatbaar. Iedereen zal eens voor God moeten verschijnen.
Joden, christenen en moslims denken wel verschillend over de wijze waarop God zal oordelen en over welke rol de goede daden daarbij zullen spelen.
Zal iedere gelovige die goed geleefd heeft, in de hemel komen?
Gaat iedere ongelovige naar de hel, naar het Vuur?

 

Over de geopenbaarde beoordelingscriteria is veel te zeggen.
Dat doe ik nu niet.
Wel blijkt dat in elke godsdienst de goede werken daarbij een belangrijke rol spelen.
Alleen bij protestanten, vooral bij gereformeerden, spelen die  goede werken nauwelijks mee.
Want, zo zeggen zij, alles is genade.
Dit idee gaat in tegen de menselijke natuur, want van nature willen we het zelf doen. We willen zelf de hemel verdienen. Opofferingen voor God vragen om een beloning.
Of niet?
Aan dit complexe vraagstuk wil ik een apart item wijden. Zie subhoofdstuk 19.9

 

19.8.10  Godsdienstvrijheid
Volgens Jesaja 19:23-25 zullen op een gegeven moment een groot deel van de Egyptenaren de HEER gaan dienen en daarna zullen de bewoners van Assyrië en Israël zich bij hen aansluiten.
Dat zal effect hebben op de wereldvrede.
Tot welke HEER zullen de Egyptenaren zich bekeren? Hoe interpreteren joden, christenen en moslims deze tekst?

 

Kijkend naar de huidige situatie, is een dergelijke ontwikkeling niet te verwachten.
Alleen door een ingrijpen van Boven zou het kunnen.
Immers, door een korte preek van Jona bekeerde zich eens heel Nineve (Jona 3:4-7).
Een enkele droom deed eens Cyrus (Kores) besluiten om de ballingen van Israël terug te sturen, om een tempel te bouwen in Jeruzalem (Ezra 1).
De Bijbel staat zo vol van allerlei zaken die wij voor onmogelijk houden.
Want er is Eén die stuurt.

 

Als eerste voorwaarde, denk ik, dat er tussen joden, christenen en moslims een eenheid door bekering kan ontstaan als zij elkaars geloof respecteren en elkaar bevragen.
Dat kan in een situatie waarin godsdienstvrijheid voor iedereen belangrijk wordt.
Dat kan, als iedereen Mohammed serieus neemt als hij zegt:

“Wij geloven in God en in hetgeen ons is geopenbaard en in hetgeen tot Abraham, Ismaël, Izaäk, Jacob en de stammen werd neergezonden en in hetgeen aan Mozes en Jezus werd gegeven en in hetgeen aan alle profeten werd gegeven door hun Heer. Wij maken geen onderscheid tussen hen en aan Hem onderwerpen wij ons.” [Soera De Koe 2:136]

Ik denk dat godsdienstvrijheid niet altijd kan. In onderontwikkelde landen met veel analfabetisme kan ik mij voorstellen dat een overheid mensen wil beschermen tegen invloeden van buiten.
Ook kan ik mij voorstellen dat overheden een karakter van een land willen bewaren.
Zo is zelfs in Israël, een democratisch land, het evangeliseren aan banden gelegd.
Maar, ik vind dat inperking van godsdienstvrijheid slechts tijdelijk te billijken is.
Op universiteiten zou sowieso godsdienstvrijheid moeten worden toegestaan.
Van studenten mag toch verwacht worden dat zij op een redelijke manier met geloofsverschillen kunnen omgaan.
Zelfs van moslimstudenten mag verwacht worden dat zij Mohammed op dat punt serieus nemen.
Mohammed, die in zijn jonge jaren heel vriendschappelijk met joden en christenen is omgegaan.

 

Sommigen menen een frictie te kunnen waarnemen tussen godsdienstvrijheid en democratie, omdat gelovigen de vrijheid van anderen inperken.
Nu is het zo dat elke ideologie een andere ideologie beperkingen oplegt. Rechtse politiek beperkt de uitvoering van linkse ideeën. Linkse politiek vermindert toepassing van rechtse ideeën.
Zo heeft ook iedere godsdienst een ideologische kant die beperkingen oplegt aan andere ideeën.
Binnen een democratie hebben we geleerd om te geven en te nemen, en om rekening te houden met minderheden.
Alleen absolute ideologieën, ook absolute ideologieën met een godsdienstige voedingsbodem, zijn een gevaar voor de democratie. Want zodra zij aan de macht komen, schuiven zij de democratie aan de kant. Denk o.a. aan het communisme, dat een heilsstaat voor de hele wereld op het oog had.

 

Nu heeft elke godsdienst wel ideologische trekken, ideeën en opvattingen hoe je samen zou moeten leven en hoe je de samenleving vorm moet geven.
Die ideologische trekken zou je kunnen onderscheiden in complementaire  en supplementaire ideologie.
De complementaire ideologie omvat dan ideeën en opvattingen gebaseerd op de gezaghebbende openbaring (en op interpretaties daarvan) die de godsdienst compleet maakt.
De supplementaire ideologie omvat dan ideeën en opvattingen met een aanvullend karakter. Ze zijn niet rechtstreeks af te leiden uit de gezaghebbende openbaring. Ze dienen veelal om de eigen gelovigen ideeën en opvattingen aan te reiken over de inrichting van de veranderende maatschappij, en om zoveel mogelijk invloed te verwerven om de samenleving vorm te kunnen geven naar eigen inzicht.
Deze supplementaire ideologie bepaalt in hoge mate de vrijheid van godsdienst.
In een samenleving waar kerk en staat nauw met elkaar verweven zijn, zal men vreemde invloeden willen tegengaan. Dit om onderdanen en gelovigen te beschermen, maar zeker ook om de eigen positie veilig te stellen. Als behoeder van de goede, weer je het kwade.
Deze nobele doelen kennen een keerzijde. Macht corrumpeert, zeker bij veel macht bij een klein aantal mensen.
Als we nu naar de meeste moslimstaten kijken, dan zien we daar situaties die doen denken aan de tijd in Europa van voor de Reformatie en Verlichting.
Pas na de scheiding van de macht in wetgevende- , uitvoerende- en rechterlijke macht kwam er hier ruimte voor godsdienstvrijheid.

 

Wat kunnen we, wat dit betreft, van joden en moslims leren?

  1. In Israël mag je niet zomaar evangeliseren. Kennelijk acht men het mogelijk dat vele Joden zich zullen bekeren. De kracht en de houdbaarheid van het eigen geloof zijn, zo wordt ingeschat, niet opgewassen tegen een vrije gedachtewisseling. Zelfs onder studenten mag niet worden geëvangeliseerd. Zelfs zij die behoorlijk toegerust zijn, zijn niet zo sterk dat ze gevrijwaard moeten blijven van opzettelijke bekeringsgesprekken. Ook in veel islamitische landen wordt het Evangelie geweerd. Ook daar gelooft men kennelijk niet zo sterk in de kracht en de houdbaarheid van het eigen geloof. Zelfs onder studenten is in veel landen een open discussie vrijwel onmogelijk.
    Christenen hebben soms ook hun kinderen al te beschermd opgevoed. De gevolgen daarvan zijn maar al te zichtbaar. Hoewel het nooit alleen aan de opvoeding te wijten is, is het afhaken van veel jongeren wel een teken dat hun geloof niet voldoende wortel heeft geschoten.
    Op dit moment blijkt dat het geloof van studenten aan de Vrije Universiteit verdiept wordt als ze kennis nemen van meerdere geloven.
    Het eerste leerpunt: Kennismaking met andermans geloof geeft verdieping aan het eigen geloof.

  2. Aan elke godsdienst kleeft een complementaire en supplementaire ideologie die vaak meer kwaad dan goed doet.
    Machthebbers en geestelijken gebruiken vaak de godsdienst om hun eigen belangen veilig te stellen. Zo hebben eens christenen de kruistochten, Jodenvervolging, godsdienstoorlogen, slavernij en apartheid verdedigd op basis van zo’n supplementaire ideologie.
    Gelukkig zijn er ook christenen geweest die hiertegen in verzet zijn gekomen, maar deze minderheid heeft jarenlang dergelijke gebeurtenissen en ideeën niet voldoende kunnen corrigeren.
    Resulterend mogen we vaststellen dat er een grote smet ligt op het handelen van veel christenen.
    Dit alleen al mag ons nederig maken ten opzichte van joden en moslims.
    Het tweede leerpunt: Als gelovigen door een supplementaire ideologie in de fout gaan dan moet je hen alleen daarop aanspreken. Zo verdienen moslims ons respect, maar de extremisten onder hen moeten we bestrijden.
    Dit bestrijden van extremisten kunnen we dan het beste samen doen met die moslims, die de vrijheid van godsdienst hoog in hun vaandel hebben staan.

  3. Voor gelovigen die in een minderheidspositie verkeren is vrijheid van godsdienst een wezenlijke zaak, die hen in hun diepste zijn raakt. Vrijheid van godsdienst is dan ook voor velen de opmaat naar alle andere vrijheden: vrijheid van vergadering, vrijheid van drukpers en meningsuiting, vrijheid van onderwijs.
    Vrijheid van godsdienst is niet alleen een opmaat naar alle andere vrijheden, maar ook de eerste aanzet naar democratie.
    Zonder godsdienstvrijheid is er geen democratie mogelijk. Vandaar ook dat veel dictatoren godsdienstvrijheid niet zien zitten, omdat dit de vrije meningsuiting aanzwengelt.
    Godsdienstvrijheid is een groot goed. Dat besef je als christen des te meer als je ziet hoe christenen op dit moment in vele islamitische landen worden behandeld.
    Na ons te hebben gespiegeld aan joden en moslims, mogen we tot de conclusie komen dat we hen godsdienstvrijheid en democratie gunnen.
    Het derde leerpunt: Godsdienstvrijheid is het waard om geëxporteerd te worden. Imams die tijdelijk in Nederland komen werken zouden we een inburgeringcursus moeten geven waarbij ze kennismaken met andere goddiensten en de waarde van godsdienstvrijheid leren inzien (b.v. door twee maanden aan de Vrije Universiteit, die daarop het meest schijnt ingericht, een cursus te volgen). Ook zouden we Imams uit landen als Afghanistan een dergelijke cursus kunnen aanbieden (dit om de huidige militaire inspanningen voor vrijheid en democratie een degelijk draagvlak te scheppen).

 

19.8.11  Lijnen naar de paradijsthese
Joden verwerpen Jezus als de Messias, omdat Jezus geen echte vrede heeft gebracht. Kijk maar om je heen, zo zeggen zij. De wereld staat nog steeds in brand, er zijn geen sporen van vrede.
De Thora, zo zeggen zij, voorspelt uitdrukkelijk dat de Messias vrede brengt. Jezus heeft dat niet gedaan. Jezus was dus niet de voorzegde Messias. De echte Messias moet dus nog komen!
Ook de moslims verwerpen Jezus als de Messias en als de Zoon van God. God is immers één.
God kan geen goddelijke Zoon hebben. Er is maar één God.

 

Vaak stellen christenen Jezus voor als de gekruisigde.
Als Iemand die zich liet kruisigen.
Als een lam dat zich liet slachten.
Als iemand, die geen weerstand bood.

 

Geen wonder dat veel ongelovigen Jezus zien als de grote verliezer.
Jezus werd afgemaakt. Definitief.
Het opstandingsverhaal is daarom verzonnen.
Geen Vader laat immers op zo’n manier Zijn kind sterven.
De kruisiging is te bizar voor woorden.
De kruisiging is één uit een hele lange reeks missers.

 

Of ligt het anders?
Hing de grootste overwinnaar aller tijden aan het kruis?
Koos Hij er Zelf voor om die weg te gaan?
Kwam Hij ongebroken uit de strijd?
Was Hij werkelijk de overwinnaar?

 

Jezus is weliswaar het Lam dat Zich zonder tegen te werken liet slachten, maar ook de Leeuw uit Juda die de grootste overwinning aller tijden behaalde.
Wie kijkt naar het kruis, ziet een Man lijden waarvan het lichaam gebroken wordt.
Wie luistert naar Jezus’ kruiswoorden, die hoort een Man met een ongebroken geest waarvan elk woord grote betekenis heeft. Die woorden luiden de overwinning in.
Die woorden raken een diepere laag dan wat voor ogen is.
Die woorden zijn belangrijker, dan alles wat er van de kruisiging is afgebeeld.
In veel kerken hangt een kruis of de crucifix.
In veel Roomse kerken is een kruiswegstatie te zien met veel taferelen over de kruisiging.
Bij alles wat afgebeeld wordt ontbreken gewoonlijk de woorden, de kruiswoorden.
Hierdoor ontstaat er een onbalans, waardoor de kruisiging minder goed te begrijpen is.

 

Joden verwachten een messias die een vrederijk komt stichten.
Jezus heeft dat, volgens hen, niet gedaan.
‘Kijk naar de wereld’, zo zeggen zij, ‘en je ziet toch dat er van een vrederijk geen sprake is!’
Als christenen daar tegenin brengen dat Jezus in principe de overwinning heeft behaald en dat Hij bij Zijn wederkomst het vrederijk zal stichten, dan wijzen Joden dit af.
Zo’n twee stappen redenering is in de Thora, zo stellen zij, niet terug te vinden.

 

In eerdere hoofdstukken heb ik al veel geschreven over het tweede kruiswoord:

“Ik verzeker je: nog vandaag zul je met mij in het paradijs zijn (Lucas 23:43).”


Het paradijs wordt hierin normaal opgevat als een synoniem voor de hemel. Jezus zou diezelfde dag nog naar de hemel zijn gegaan en zou daar die medegekruisigde hebben ontmoet. 
Van die gangbare lezing ben ik afgeweken door het paradijs letterlijk te lezen. Het paradijs waar Jezus heenging is volgens mij hetzelfde paradijs als waar eens Adam en Eva vertoefden.
Deze letterlijke lezing leidt naar het idee van de twee rijken, een in de hemel en een op de aarde.
Jezus regeert dan na zijn overwinning over beide rijken, over een in de hemel en een op de aarde.
Het rijk in de hemel is het nieuwe Jeruzalem, dat in het paradijs in aanbouw is.
Het wordt een prachtige tuinstad.

 

Deze tuinstad bevindt zich op dit moment in de derde hemel, en zal op de jongste dag op de aarde neerdalen.
In deze tuinstad heerst volop vrede. Een vrederijk.
Jezus heeft dus wél direct een vrederijk gesticht, dat met geloofsogen te zien is.
Gelijktijdig met het scheuren van het voorhangsel in de tempel ging het paradijs open.
De cherubs op het voorhangsel gaven aan dat de toegang tot God en naar het paradijs afgesloten was. De cherubs waren de engelen die het paradijs bewaakten, zodat Adam en Eva niet meer terugkonden. De cherubs op het voorhangsel vormden daarvan het beeld.
Door het van boven naar beneden scheuren van dit voorhangsel, heeft God duidelijk gemaakt dat de weg naar het paradijs open ligt.
En het paradijs komt terug. Dat vrederijk gaat de aarde overheersen.
Daarover kreeg Daniël al een visioen. Hij zag een groot beeld, opgebouwd uit verschillende materialen. Dat beeld gaf aan dat het ene wereldrijk het andere zou opvolgen. Die wereldrijken zouden weliswaar van karakter verschillen, maar zouden alle uiteindelijk verdwijnen. Want vanuit de hoogte kwam er een steen aanrollen die alle wereldrijken zou verbrijzelen, en de hele wereld zou vullen. Dan worden hemel en aarde samengevoegd tot één vrederijk.
Dan daalt het nieuwe Jeruzalem neer op de aarde. Dan wordt het visioen uit Daniël 2 vervuld op een wijze zoals in Openbaring 21 is voorzegd.

 

Ook het laatste kruiswoord is heel bijzonder:

“Vader, in Uw handen leg in Mijn geest (Lucas 23:46).”


Jezus riep dit kruiswoord met een luide stem, waarna Hij de laatste adem uitblies.
Ook bij dit laatste kruiswoord zien wij dat Jezus de hele situatie onder controle heeft.
Als Leeuw had Hij gestreden en de overwinning behaald.
Als Leeuw gaf Hij Zijn leven. Koninklijk. Hij legde Zijn leven af.
Zijn geest bleef daarbij ongebroken.
Het laatste kruiswoord riep Hij immers met luide stem.
Hij gaf Vader Zijn geest, waarna Hij de laatste adem uitblies.
Hij koos ervoor.
Tot in de verste uithoeken van het heelal moest dit worden gehoord.
Ik leg Mijn leven af, … om over enkele dagen op te staan.
Ondertussen ga Ik naar de hemel, en op Paasmorgen zullen velen met Mij opstaan.
Ik zal laten weten dat Ik de overwinning heb behaald.
Ik, Jezus, als de Leeuw uit Juda.

 

Als Lam is Jezus voor ons gestorven.
Hij stierf. Op een afschuwelijke manier werd Zijn lichaam afgebroken.
Als Lam stierf Hij voor onze zonden. Het zoenoffer.
In de beeldcultuur heeft dit alle aandacht gekregen.
Nog steeds krijgt het Lam meer aandacht dan de Leeuw.

 

Immers we leven middenin een beeldcultuur, waarin beelden meer spreken dan woorden.
Ook in de Roomse kerk heerst, in de ene tijd weliswaar extremer dan in de andere, een beeldcultuur.
Vooral toen de mis in het Latijn werd opgedragen, moesten de beelden spreken.
De kerken werden vol gezet met beelden en kruiswegstaties, kerkramen beeldden Bijbelse taferelen uit.
Maar een beeldcultuur heeft nadelen, omdat woorden niet voldoende kunnen spreken.
Wel zijn in sommige kerken de tafels met de tien geboden afgebeeld, maar nergens heb ik nog ergens in een kerk de zeven kruiswoorden afgebeeld gezien.
Wel tienduizenden crucifixen en kruisen, maar nergens die zeven kruiswoorden.
Dit trekt het beeld scheef.
Het Lam krijgt veel meer aandacht dan de Leeuw.
Het christelijk geloof krijgt daardoor (ongewild) een te ‘soft’ karakter.
Iets wat afstotend kan werken.
Zijn misschien niet juist daardoor veel joden en moslims afgehaakt?

 

Jezus, de sterke rots, heeft als Leeuw nooit een zwak moment gekend.
Als Lam stierf Hij, als Lam werd Hij opgewekt door Zijn Vader.
Maar als Leeuw gaf Hij Zijn leven, als Leeuw stond Hij op uit eigen kracht.
Jezus was tegelijk Lam en Leeuw, mens en God.
Vooral aan het einde van Zijn leven toont Hij Zijn goddelijkheid.
Zijn hele lijdensweg, van Getsemane tot Golgotha,  kent een aaneenschakeling van goddelijke dimensies. In het bijzonder de zeven kruiswoorden.

 

19.9    Worden goede werken beloond?
Bij joden en moslims zijn goede werken noodzakelijk om in de hemel te kunnen komen.
Vroeger, voor de Reformatie, speelde dat ook in de Rooms-Katholieke kerk. Je kon bijvoorbeeld aflaten kopen, om zo de kans te vergroten om in de hemel te komen.

 

Goede werken ondersteunen het logische idee, dat : wie goed doet, goed ontmoet.
Van een liefdevolle en rechtvaardige God mag je verwachten dat Hij deze logica volgt.
Of niet?
Wie dan goed doet, krijgt daarmee ‘recht’ op een plaats in de hemel.
Of niet?

 

Ergens hebben we allemaal wel het idee, dat als we na de dood verder leven, dat al het goede dat we hier doen beloond zal worden.
Vele religies ondersteunen dit basisidee.
Ook mensen die in reïncarnatie geloven, denken dat de goede werken hier positieve gevolgen zullen hebben voor het leven dat volgt.

Protestantse christenen denken vaak genuanceerd over goede werken.
Want wat zijn goede werken?
De catechismus (vraag en antwoord 62) geeft aan dat:

“Onze beste werken allemaal onvolmaakt en met zonden bevlekt zijn.”

Vanuit dat gegeven wordt geconcludeerd dat onze goede werken nooit ‘recht’ geven op een plaats in de hemel. Zelfs onze beste werken vergroten onze zondelast, omdat ze bevlekt zijn met zonden.
Dus, zeggen protestantse christenen, zelfs de beste goede werken verschaffen je geen toegangsbewijs voor de hemel.

 

Dit klinkt allemaal niet zo bemoedigend.
En toch, goede werken doen er toe.
Niet voor niets staat er in de Bijbel dat onze goede werken beloond zullen worden.
Denk daarbij eens aan de volgende verzen (overgenomen uit “God beloont” van Bruce Wilkinson):

  1. God zal u belonen als u Hem zoekt in geestelijke daden, zoals vasten en bidden (Matteüs 6:6; Hebreeën 11:6).
  2. God zal u belonen als u uzelf als een trouwe rentmeester stelt onder het gezag van uw werkgever (Matteüs 24:45-47; Efeziërs 6:8; Kolossenzen 3:22-24).
  3. God zal u belonen als u uzelf wegcijfert in zijn dienst (Matteüs 16:2-27).
  4. God zal u belonen als u mensen in nood helpt in Jezus’ naam (Marcus 9:41).
  5. God zal u belonen als u lijdt voor zijn naam en zijn reputatie (Lucas 6:22-23).
  6. God zal u belonen als u offers brengt voor Hem (Lucas 6:35). Jezus zegt zelfs dat ieder die iets opoffert om Hem te volgen een honderdvoudige beloning zal ontvangen (Matteüs 19:29)!
  7. God zal u belonen als u uw tijd, uw talenten en schatten inzet voor de uitbreiding van zijn Koninkrijk (Matteüs 6:3-4; 1 Timoteüs 6:18-19).

 

Hoe zit dat nu?
Goede werken geven je nergens recht op, en toch zullen zij worden beloond!
Dit komt omdat God onze Vader wil zijn.
Hij wil ons als Zijn kinderen en niet als Zijn knechten behandelen.
Knechten werken voor hun loon en hebben er recht op.
Kinderen daarentegen ontvangen voor hun inzet een beloning uit liefde, uit genade.
Denk daarbij eens aan een kind van 7 jaar dat helpt bij de afwas en bij het schoonmaken van de auto.
Substantieel stelt die hulp niet veel voor, maar relationeel wel.
Zoiets mag gestimuleerd worden door een beloning.
Dit ondanks dat het kind eigenlijk al alles aan zijn ouders te danken heeft: onderdak, eten, kleding, verzorging en liefde.
Het kind heeft eigenlijk geen recht op een beloning.
Maar toch, uit liefde, krijgt het die.

Zo is God ook.
Hij beloont ieder die Hem ernstig zoekt (Hebreeën 11:6).
Daarom zegt Hij ook tegen al Zijn kinderen:

“Zet u altijd volledig in voor het werk van de Heer, in het besef dat door de Heer uw inspanningen nooit tevergeefs zijn.” (1 Korintiërs 15:58)

God is zo almachtig dat Hij in feite onze goede werken niet nodig heeft.
In principe kan Hij alles zelf.
Maar desondanks vindt Hij het prachtig als mensen goede werken doen.
Zeker als mensen dat doen uit dankbaarheid.
Uit het besef dat het leven een geschenk is.
Om de Schenker van al het geschapene te eren.

 

Goede werken, als vruchten van dankbaarheid, hebben zo hun waarde.
Maar wat, als die motivatie ontbreekt?
Als ‘goede werken’ plichtmatig worden gedaan?
Laten we nu opnieuw kijken naar dat kind van 7 jaar. Als dat kind plichtmatig meehelpt met de afwas en plichtmatig helpt bij het wassen van de auto. Zou in dat geval het kind zijn beloning mislopen?
Ik denk het niet.
Ik denk dat ouders die consequent zijn, slechts naar de resultaten kijken, en daar een beloning voor geven.
Soms doe je nu eenmaal je werk zonder dat je hart er bij is.
Dat geldt voor jongeren en ouderen.
Zo verwacht ik ook, in analogie hiervan, dat God niet enkel de goede daden beloond die uit dankbaarheid zijn gedaan.
God ziet weliswaar het hart aan, maar ieder die zich een kind van God weet, doet hoe dan ook goede werken. Soms met het hart erbij, soms plichtmatig.

 

Over goede werken valt veel meer te zeggen.
Vroeger werd het gereformeerde leven mede gestempeld door de ‘eis van het verbond’.
Gelovigen moesten zich als koningskinderen gedragen. Adeldom verplicht.
Adeldom omvatte alle terreinen van het leven.
Altijd en overal behoorde je je leven vanuit deze gedachte in te vullen.
Zo deed je goede werken. Soms van harte, soms plichtmatig.
Tegenwoordig wordt veel meer je identiteit in Christus benadrukt.
Als je weet wie je in Christus bent, dan ga je uit dankbaarheid goede werken doen.
Deze gedachte, dat je identiteit in Christus vastligt, is juist.
Maar die gedachte heeft ook een schaduwzijde.
Als je niet zo hooggestemd raakt, dan doe je maar geen goede werken.
Immers, goede werken zonder dat je hart daarbij spreekt, stellen weinig voor.
Als de Heilige Geest je niet aanspoort, dan hoeft het kennelijk niet.
Wellicht heeft God dan iets anders voor je in petto.
Overigens, God is vol liefde, we hoeven eigenlijk niet meer zoveel te doen!

 

Goede werken gebeuren normaal niet vanzelf.
Er is motivatie voor nodig: krachten die je in beweging zetten om het goede te doen.
Twee van die krachten zijn dankbaarheid en plicht.
Als de ene kracht zwakker wordt of het af laat weten, dan kan je overschakelen op de andere kracht.
Of andersom.
Ik denk hierbij aan een hybride auto. Volgens de definitie is dit een voertuig waarin ten minste twee energie-omzetters en twee in het voertuig ingebouwde energieopslagsystemen aanwezig zijn om het voertuig aan te drijven.
Zo denk ik ook dat God ons tenminste twee krachten heeft gegeven om ons aan te zetten tot goede werken. Bij stagnatie van de ene kracht kan overgeschakeld worden op de andere.
Zo stelt God mensen in staat om goede werken te doen.

God hecht zoveel aan goede werken, dat Hij daarvoor een beloning in het vooruitzicht stelt.
Hij spoort ons zelfs aan om voor onszelf schatten in de hemel te verzamelen.

“Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde: mot en roest vreten ze weg en dieven breken in om ze te stelen.
Verzamel schatten in de hemel, daar vreten mot noch roest ze weg, daar breken geen dieven in om ze te stelen.
Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.” (Matteüs: 6-19-21)

Ook de rijke jongeling kreeg het advies om alles wat hij bezat maar te verkopen, om zo een schat in de hemel te verkrijgen. (Matteüs 19:21)
God stelt kennelijk niet alleen een beloning in het vooruitzicht, maar Hij geeft ons nu al de kans om blijvende schatten in de hemel te verzamelen.

 

Dit laatste schept onderling vertrouwen. God laat Zijn Vaders hart spreken, en Hij geeft bij voorbaat aan dat je ‘recht’ krijgt op die schatten die je in de hemel verzamelt.
Het zijn dan weliswaar genadegaven, die jouw in staat hebben gesteld om die schatten in de hemel te verzamelen, maar ze blijven sowieso echt jouw eigendom.
Ik denk hierbij weer eventjes aan het kind van 7 jaar. Als het een beloning ontvangt en deze in de spaarpot doet, dan blijft het zijn eigendom.

 

In een zesjescultuur spannen de meeste kinderen zich niet in voor het behalen van hogere cijfers.
Een zesje is voldoende.
Zo ga je over, met de minste inspanning.
Zo’n zesjescultuur schijnt zich ook van vele christenen meester te hebben gemaakt.
Zij willen met zo min mogelijke inspanning de hemel binnengaan.
Een hogere positie in de hemel bereiken, dat hoeft echt niet.
Want in de hemel is immers alles voortreffelijk.
Iedereen is gelukkig en heeft het naar zijn zin.
Wat wil je dan nog meer?

 

Maar in de hemel zullen enkele heiligen als koningen heersen over de volken.
Ondanks dat iedereen gelukkig zal zijn, zullen er verschillen in posities zijn.
De hemelse gemeenschap kent waarschijnlijk nog meer gradaties dan de onze.
Het verschil in positie maakt deel uit van je beloning.
Onze werken zullen ons navolgen.
Wat we hier doen heeft gevolgen voor onze plaats in het hiernamaals.
Zo werkt, denk ik, de goddelijke beloning.
Zo kan je hier op aarde al schatten in de hemel vergaren.
Voor wie het wil.

 

Al eerder heb ik iets geschreven over de hemelse werkelijkheid.
Ik heb toen met name verwezen naar het boek ‘Hoe zal het in de hemel zijn?” van Randy Allcorn.
Bij deze wil ik dat opnieuw doen.

 

Gods kinderen ontvangen een beloning voor het goede dat ze doen.
Alleen, wie is nu een kind van God?
Dat zijn alle mensen die wedergeboren zijn.
Wedergeboorte is een net zo’n groot wonder als een geboorte.
Een kind dat geboren wordt, heeft daar zelf weinig invloed op.
Je krijgt je ouders.
Het land waarin je geboren wordt, kan je niet uitzoeken.
Kortom, het leven is een geschenk.
Zo is ook ‘wedergeboren’ worden een geschenk.
Maar wel een geschenk waar je in de geboortefase zelf iets aan kan doen.
Bijbellezen, bidden, gelovigen bevragen.
Wedergeboorte kan dus niet verdiend worden.
Je mag het ‘aangereikte geschenk’ uitpakken.
Dat is op zichzelf geen verdienste.
Kortom, de hemel is niet te verdienen.
Wie niet gelooft, blijft knecht.
Voor knechten geldt een andere beloningsregeling dan voor kinderen.
Knechten horen hun werk te doen.
Knechten die hun werk niet goed doen, ontvangen geen beloning.

 

Tot nu toe heb ik het alleen gehad over beloning en niet over straf.
Maar God is een groot pedagoog die beloont en straft om aanspreekbare mensen op het juiste spoor te krijgen.
Knechten moeten weten dat hun schuld zo groot is dat een stukje beloning voor goede daden, die enorme schuld weliswaar iets verkleint maar niet wegneemt. Die schuld blijft dusdanig groot dat toegang tot de hemel echt niet zelf te verdienen is.
Kinderen moeten weten dat hun schuld betaald is, maar dat hun beloning voor goede werken niet onaantastbaar is. Als er slechte werken op volgen, dan kan dit in mindering worden gebracht op de totale beloning.
Denk nog even aan dat kind van 7 jaar dat iets verdiend heeft en in zijn spaarpot heeft gedaan. Even later breekt het bijv. een vaas, waarvan de ouders vinden dat er nu iets betaald moet worden vanuit de spaarpot. Ouders brengen zo hun kinderen verantwoordelijkheidsgevoel bij.

 

Ik denk dat God ook zo handelt. Ik denk dit op basis van twee heel verschillende gelijkenissen die Jezus ons verteld heeft. Die twee leerverhalen gaan weliswaar over niet over kinderen maar over knechten. Het is dus niet helemaal een onderbouwing, maar ik denk dat een vader zijn kinderen beter behandelt dan zijn knechten. Dus die twee gelijkenissen leren ons een vader kennen, die zijn kinderen beter zal behandelen als de hier genoemde knechten.
De eerste gelijkenis is die van ‘de arbeiders in de wijngaard’’(Matteüs 20:1-16). De landheer betaalde elke landarbeider een dagloon, ongeacht hoeveel uur hij had gewerkt. De landheer is gul, maar trok daarbij wel zijn eigen lijn.
De tweede gelijkenis is die van ‘de talenten’ (Matteüs 25:14-21). De dienaren die hun talenten goed gebruikten kregen een beloning. Allereerst mochten ze gaan feestvieren, waarna ze een grotere nieuwe opdracht zouden ontvangen.
God laat via deze gelijkenissen in zijn hart kijken.
Zijn kinderen mogen dan ook veel verwachten!

 

Ik begon dit item met de vaststelling dat joden en moslims anders tegen goede werken aankijken dan christenen.
Joden en moslims moeten door goede werken de hemel verdienen. Wie serieus gelooft zal daarom veel investeren in goede werken.
Christenen leven wat dat betreft meer ontspannen.


Iedereen die wedergeboren is, komt in de hemel.
Alleen in Matteüs 25:31-46 worden wel de puntjes op de i gezet.
Wie wedergeboren is brengt vruchten voort.
Wie pas wedergeboren is, probeert zich te houden aan de huisregels: de tien geboden.
Wie verder doorgroeit in het geloof zal zich vervolgens intensief richten op de Bergrede:

  1. Gelukkig wie nederig van hart zijn, want voor hen is het koninkrijk van de hemel.
  2. Gelukkig de treurenden, want zij zullen getroost worden.
  3. Gelukkig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten.
  4. Gelukkig wie hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.
  5. Gelukkig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden.
  6. Gelukkig wie zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien.
  7. Gelukkig de vredestichters, want zij zullen kinderen van God genoemd worden.
  8. Gelukkig wie vanwege de gerechtigheid vervolgd worden, want voor hen is het koninkrijk van de hemel.

 

 

19.10  Wat kunnen we leren over de geweldsexplosies in de geschiedenis?
Van elk natuurgeweld is de zondvloed tot nu toe wel de grootste geweest.
Van elke genocide is de genocide op 6 miljoen Joden wel de grootste geweest.
Van elke gegooide bom is de atoombom op Hiroshima wel de ergste.
Lijden overspoelt soms veel mensen tegelijk.
Lijden raakt iedereen persoonlijk.
Elk mens wordt met lijden geconfronteerd.
Soms zo vreselijk, dat het niet is om aan te zien.
Lijden doet pijn.
Lijden roept vragen op.
Lijden roept bij gelovigen de vraag op waarom een liefdevolle God dit laat gebeuren.
Kan het zijn, dat lijden zinvol is?
Kan het zijn, dat het lijden ons iets leert?
Kan het zijn, dat door het lijden heen liefde zichtbaar wordt?
 
Het lijden wordt vaak neergezet als een probleem wat te groot is om door ons begrepen te kunnen worden. Wie ook maar begint aan een ‘verklaring’ , wekt ergernis op.
Al die gruwelijkheden zijn gewoon niet te bevatten.
Daar kan je beter over zwijgen. Net als Job: ‘Ik leg mijn hand op mijn mond …  ik doe er het zwijgen toe’(Job 40:4-5).

 

Nu is het boek Job waarschijnlijk het eerst geschreven Bijbelboek.
Sinds dat eerste boek zijn er nog 65 gevolgd.
Daardoor weten we nu meer dan Job.
Vandaar dat we nu over het lijden meer kunnen, mogen en moeten zeggen dan Job dat kon doen.

 

Bij alles wat ik in de paradijsthese geschreven heb, ben ik uitgegaan van een God die veel groter is dan we denken.
Dit in tegenstelling tot theologen zoals Kuitert, die alles ‘minimaliseren’. Zij schrappen alle wonderen en ze houden zo een lege Bijbel over.
Daarentegen probeer ik God zoveel als maar mogelijk is te ‘maximaliseren’. God heeft, volgens mij, veel meer wonderen gedaan dan in de Bijbel zijn opgetekend.
God is niet alleen veel groter dan we denken.
God is ook veel rechtvaardiger dan we denken.
God is ook veel barmhartiger dan we ooit kunnen denken.
God is ook veel machtiger dan we denken.
God is wijzer dan we denken.
Gods plannen zijn beter dan dat we ooit voor mogelijk hebben gehouden.
God is volmaakt.
God is vol liefde, God is liefde.

 

God wil gekend worden.
God laat zich kennen.
God wil dat wij ons over het probleem van het lijden buigen.
God wil dat we Hem vertrouwen.
God wil dat we het lijden een plaats geven.

 

Het probleem van het lijden is niet zomaar door een enkele christen te bevatten.
Christenen zijn aan elkaar gegeven om met elkaar zo’n probleem onder ogen te zien.
Vandaar dat ik mij ook heb ingelezen in het probleem van het lijden.
De volgende twee boeken raad ik, voor wie verder wil nadenken over het probleem van het lijden, aan:

- "‘Hete Hangijzers’ onder redactie van Martine van Veelen & Cees Dekker, waarin Stefan Paas ingaat op de vraag: Waarom laat God lijden toe?

Stefan Paas, Toch ziet hij de pijn en het verdriet. Met toestemming overgenomen uit: Martine van Veelen & Cees Dekker (redactie), Hete hangijzers. Uitgave Buijten & Schipperheijn, Amsterdam 2009, 2010
- ´Het christendom is zo gek nog niet’ van Dinesh D’Souza, waarin hij o.a. een hoofdstuk (24) schrijft over het probleem van het kwaad.

Het probleem van het lijden kent vele kanten.
Ik wil enkele van die kanten belichten en daarbij verbindingslijnen maken met de paradijsthese.
Stapsgewijs wil ik de volgende punten bespreken:

19.10.1 Alles heeft zin en alles wordt voor eeuwig vastgelegd.
19.10.2 God als bondscoach, die een team selecteert en traint.
19.10.3 God als rechter, die iedereen rechtvaardig oordeelt.
19.10.4 God als Vader, die samen met Zijn Zoon eerlijk spel speelt.
19.10.5 God, die met al zijn kinderen een welbevindingsgesprek aangaat.

 

19.10.1 Alles heeft zin en alles wordt voor eeuwig vastgelegd.
Gods plannen falen niet.
Hij heeft alles in Handen.
Alles heeft zin, omdat God alles doelmatig uitwerkt.
Na de zondeval is er veel misgegaan, wat in feite niet de bedoeling was.
Maar God heeft vooraf in scenario’s gedacht.
De zondeval heeft Hij voorzien in meerdere van al die scenario’s.
Eigenlijk waren dat allemaal de mindere scenario’s, waar de zondeval in voorkwam.
Maar ja, …
God gaf aan de mens de vrijheid om een keuze te maken.
Die mens koos verkeerd.
Die mens was daar helemaal zelf verantwoordelijk voor.
Maar ja, …
Als God kan Ik alles wat krom is recht maken.
Dat kost weliswaar pijn en moeite.
Maar ja, …
Uiteindelijk zal Ik, de God van hemel en aarde, Mijn doelstelling realiseren.

 

Mijn werkwijze laat zien dat Ik ben zoals Ik ben: liefdevol, rechtvaardig, barmhartig, alwetend.
Ik laat daarom ook alles vastleggen, zodat naderhand iedereen het mag zien.
Ik, de God van hemel en aarde, ben transparant.
Alle mensen mogen tijdens het eindoordeel alles inzien.
Iedereen zal dan tot de erkenning komen dat Ik rechtvaardig gehandeld heb.

Alles wordt niet alleen vastgelegd om tijdens het laatste oordeel dienst te kunnen doen.
Nee, …
In de Bijbel heb Ik laten vastleggen dat alles in een boek wordt opgetekend.
Maar het boek was op het moment, dat dit opgeschreven werd, het enige middel om iets vast te leggen.
Ik, de God van hemel en aarde, wist toen ook al alles van 3-D opnames (en van alles wat nog geavanceerder is). Ik heb dan ook alles 3-D opgenomen met geluid erbij. Zelfs heb ik elke gedachte vastgelegd.
Dit allemaal mogen mijn kinderen inzien als ze er aan toe zijn en als het nut heeft.
Ook alle gruwelijkheden mogen zij onder die conditie inzien.
Zij mogen weten wie Ik ben!

 

Zo is God!
Zó is God!
Dit is een veelvoorkomend refrein in het boek ’66 liefdesbrieven’ van Larry Crabb, waarin hij alle Bijbelboeken bespreekt. Hij voert in zijn boek God al sprekende in, op een heel integere manier.
Via die manier probeert hij de betekenis van elk afzonderlijk boek te vangen.
Het refrein ‘zo is God’ komt veel voor bij de profeten, die maar niet snappen waarom God de ene ramp na de andere over Zijn volk uitgiet.
Profeten, en eigenlijk alle gelovigen, hebben moeite met de grote straffen die God uitdeelt.
Zijn eigen volk 70 jaar in ballingschap.
Jeruzalem verwoest.
Overheersing na overheersing.
Wat een grote ellende moet Zijn eigen volk doorstaan.
Dit is toch geen goede ‘reclame’ voor een liefhebbende God?
Dit kan toch niet waar zijn?
Kan een liefhebbende God al die rampen en al dat geweld aansturen?
Of is de God van het Oude Testament een andere dan die van het Nieuwe Testament?
Is de God van het Oude Testament meer de straffende God, en die van het Nieuwe Testament meer de liefhebbende God?
Larry Crabb laat in zijn boek zien dat de God van het Oude Testament dezelfde is als die van het Nieuwe Testament. Immers Jezus zelf voorspelde de ondergang van Jeruzalem. En de profetieën over de eindtijd laten eveneens gruwelijke dingen zien.
God is altijd dezelfde.
Zo is God.

 

De grootste straf in de geschiedenis is waarschijnlijk de zondvloed.
Volgens velen zijn er toen miljoenen, wellicht tientallen miljoenen mensen verdronken.
Bovendien kwamen er ook ontelbare dieren om.
Wat een ramp.
En daar kwam nog eens bovenop dat de gemiddelde levensverwachting erg terugliep.
Werden voor de zondvloed diverse mensen 700 jaar, soms zelfs 900 jaar oud, na de zondvloed liep dat terug tot ten hoogste 120 jaar.
Iets wat God voordien gezegd had, en dat ten uitvoer heeft gebracht.
Wat erg, om zoveel korter te leven.
Hoewel, nu zijn we eraan gewend. Menig oudje boven de tachtig is daar nu gelukkig mee.

 

De meest verwoeste stad op aarde is waarschijnlijk Jeruzalem.
Wie in de oude stad loopt kan zomaar een met glas afgedekte put tegenkomen. Kijkend naar beneden zie je dan de straat waarop Jezus eens liep. Die straat ligt wel 7 à 8 meter onder het huidige straatniveau. Dat niveauverschil is afkomstig van al het puin van alle de verwoestingen sinds het begin van onze jaartelling. Maar ook al voor het jaar nul is Jeruzalem diverse keren veroverd en afgebroken.  Jeruzalem, een stad die vele malen met de grond is gelijkgemaakt.
Dit mee, omdat God het zo wilde.

 

De Bijbel beschrijft vele verwoestingen die door God zelf bevolen zijn.
Het volk Israël kreeg zelfs de opdracht om alle Kanaänitische volken te doden. Dit omdat de maat van hun ongerechtigheid vol was, en om het beloofde land helemaal in bezit te kunnen nemen.
De Bijbel verdoezelt deze en vele andere gruwelijkheden niet.
Want zo is God.

 

En toch …
God is liefde. God is barmhartig.
Hoe is het een met het ander te rijmen?
Ik denk dat we moeten proberen om het te laten rijmen.
We moeten er kennelijk anders tegenaan gaan kijken dan dat we in eerste instantie gewoonlijk zijn te doen. Onze kijk op God moet worden vernieuwd.
Wij moeten veranderen, want God is immers altijd dezelfde.
Hij is niet in zichzelf verdeeld.
Hij is volmaakt.
Hij zorgt ervoor dat alles zin heeft.
Vandaar dat alles, zowel het goede als het kwade, wordt vastgelegd.
God heeft immers niets te verbergen.
Hij heeft de regie.

 

In mijn verdere verhaal wil ik proberen om uit te leggen, dat al het kwade meewerkt ten goede.
Voor al Gods kinderen is dit al duidelijk aangegeven.:

- “En wij weten voor wie God liefhebben, voor wie volgens zijn voornemen geroepen zijn, alles bijdraagt aan het goede.” (Romeinen 8:28)

 

Ik denk dat deze gulden regel ook opgaat voor ongelovigen.
Al het kwade dat God toelaat, werkt ook voor ongelovigen mee ten goede.
Zij worden daardoor minder slaaf van Satan, en minder slaaf van hun eigen begeerten.
Maar ja, …
Dat is dus alleen kwantitatief.
Ongelovigen wacht het oordeel.
Gelovigen, daarentegen, zijn al vrijgesproken.

 

19.10.2 God als bondscoach, die een team selecteert en traint.
Een bondscoach selecteert en traint het nationale elftal.
De selectie is daarbij een noodzakelijk onderdeel om het team samen te stellen.
Bij veel geschikte spelers wordt de lat hoog gelegd.
Dit kan, omdat de bondscoach ervan mag uitgaan dat iedere speler gemotiveerd is om in het nationale elftal te spelen. Iedere speler zal zichzelf helemaal geven om geplaatst te worden.
Op een gegeven moment roept de bondscoach 100 spelers op om een kerngroep van 40 spelers te formeren.
Hij stelt uit die groep eerst twee elftallen samen, die hij tegen elkaar laat spelen.
Al na vijf minuten haalt hij er twee spelers uit en vervangt deze door twee nieuwe.
Over die twee spelers heeft hij zijn conclusie al klaar: de ene is perfect en komt in de kerngroep, de andere is niet fit en kan naar huis.
Zo selecteert hij verder. Maar niet altijd haalt hij direct die spelers uit het spel waarvan hij weet dat ze voldoen aan zijn criteria. Nee, hij laat ook vele goede spelers doorspelen omdat het spel niet dood mag vallen. Ook de oefenwedstrijden moeten van hoog niveau zijn om goed te kunnen selecteren.
Uiteindelijk vormt hij zo de kerngroep met een aantal reservespelers.
De overige spelers worden bedankt voor hun inzet en mogen gaan.

 

God is, denk ik, wel een beetje te vergelijken met een dergelijke bondscoach.
God roept mensen op en Hij selecteert en traint ze.
Hij roept alle mensen op.
Maar, voor zover we kunnen zien, werkt God in fases.
Niet iedereen wordt direct voor de keus gesteld.
God werkt planmatig.
Uiteindelijk zal iedereen door Hem beoordeeld worden.

 

 

God selecteert en haalt daarbij soms al heel vroeg mensen weg uit het spel.
Einde oefening.
Einde van het aardse leven.
Alhoewel, wie doorgaat naar de kerngroep ziet met perspectief uit naar het vervolg.
Wie daarentegen afgewezen wordt, zit dik in de problemen.
Want na dit leven volgt er slechts één toernooi.
Een herkansing is er niet.
Of wel?

 

De selectie en de training is het voorspel op het grote toernooi.
Het is van korte duur. Maximaal zo’n 120 jaar.
God wil er alles uithalen wat erin zit.
God geeft mensen een eerlijke kans.

 

Na de selectie gaan alle gelovigen, allen die deze grote Coach vertrouwen, naar de hemel.
Dat is slechts een tijdelijk onderkomen.
Op de jongste dag gaat er veel gebeuren. Sowieso krijgt ieder een onvergankelijk lichaam.
Daarna mogen zij hun spel gaan spelen op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.

 

Na de selectie gaan alle ongelovigen, die de grote Coach niet vertrouwen,
naar de hel (het dodenrijk).
Dat is ook slechts een tijdelijk onderkomen, waar nu Satan de baas is.
Ook voor alle ongelovigen gaat op de jongste dag veel gebeuren.
Ook zij krijgen een onvergankelijk lichaam.
Zij komen daarna voor de rechter te staan.
De rechter zal hen oordelen.

 

Na de selectie blijkt wie als reservespeler is ingedeeld.
De reservespelers krijgen in eerste instantie rust en raken in een zielenslaap (de dood).
Ook zij krijgen op de jongste dag een onvergankelijk lichaam en komen daarna voor de rechter te staan.
Krijgen zij dan nog een herkansing?
Daarover in het volgende subhoofdstuk iets meer.

 

19.10.3 God als rechter, die iedereen rechtvaardig oordeelt.
God geeft de gelovigen een voorkeursbehandeling.
Zodra zij sterven komen zij voor zijn troon te staan en krijgen zij te horen dat zij zijn vrijgesproken.
Zij krijgen van hun rechter de plussen en minnen te horen, en ontvangen op grond daarvan een beloning. Hun werken, zo zal blijken, doen ertoe.
Sommigen zullen op tronen mogen plaatsnemen. Iedereen krijgt een positie die hij heeft verdient en die bij hem past.
God, de rechter, heeft zoveel vertrouwen in al deze gelovigen dat hij hen inschakelt bij het grote rechtsproces dat op de jongste dag zal plaatsvinden.
God delegeert.
God delegeert deze rechtspraak aan zijn kinderen, om zo te laten zien dat de maat waarmee de ongelovigen gemeten zullen worden door iedereen in de hemel gedragen wordt.
Een ander aspect van dit delegeren is, dat de ongelovigen vele van deze rechters zullen herkennen.
Zodra de ongelovigen voor hun rechters zullen verschijnen, weten ze daarom direct dat zij verkeerd zijn geweest.
Op de jongste dag zal iedereen rechtvaardig geoordeeld worden.
De gelovigen evenwel hebben hun oordeel al vernomen en hun plaats in de hemel ingenomen.
Op de jongste dag ontvangen zij een onvergankelijk lichaam en dan zij ze herkenbaar. Daardoor weten vanaf dat moment alle omstanders hoe God de gelovigen geoordeeld heeft.
Gods oordeel wordt zo publiekelijk.
De ongelovigen, zij die bewust hebben gekozen, ontvangen op de jongste dag eveneens een onvergankelijk lichaam. Zij komen tot leven op de nieuwe aarde. Geest en lichaam worden verenigd. Hun geesten, die tijdelijk in de hel is geweest, verenigen zich met hun nieuwe lichamen.
Lichamen, die eeuwigheidswaarde hebben.
Prachtige lichamen.
De in de hel gelouterde geesten nemen intrek in prachtige nieuwe onvergankelijke lichamen.
Wat een cadeau!
Wat een genade.
Die ongelovige mensen moeten zo, met hun nieuwe lichamen , verschijnen voor hun rechter(s).
Wat zal de uitspraak zijn?
Of is er nog een mogelijkheid dat enkele van hen nog tot inkeer kunnen komen?
Zo ja, zal dit de uitspraak nog kunnen beïnvloeden?
De twijfelaars, allen die geen echte keuze hebben gemaakt, ontvangen ook op de jongste dag een onvergankelijk lichaam. Hun geesten ontwaken uit de zielenslaap, en worden verenigd met hun nieuwe onvergankelijke lichamen.
Ook zij moeten dan voor hun rechter(s) verschijnen.
Wat zal de uitspraak zijn?
Of, is er nog een kans dat enkele of velen van hen kunnen worden vrijgesproken?

 

Ik veronderstel dat de rechtspraak plaats zal vinden op de nieuwe aarde, op de jongste dag, de eerste dag waarop de nieuwe hemel en de nieuwe aarde zijn samengevoegd.
Dan krijgen de ongelovigen en de twijfelaars nieuwe grond onder de voeten.
Met hun onvergankelijke lichamen staan ze op de nieuwe aarde.
Zij oriënteren zich.
Wat is er gebeurd? Waar zijn wij?
Al snel krijgen ze zicht op het nieuwe Jeruzalem.
Dat zet hen in beweging.
Groepen verzamelen zich.
Bepaalde groepen erkennen Jezus als de Christus.
Zij worden direct aangevallen door de overigen, zodat zij zich in kampen verschansen.
Die overigen zijn heel talrijk.
Zij voelen zich sterk.
Ze zien het nieuwe Jeruzalem liggen.
Maar in plaats van tot inkeer te komen, brengt hen dat tot woede.
Ze zwepen elkaar op.
Ze weten dat Christus al een keer eerder het onderspit heeft moeten delven.
Aan het kruis.
Nu zullen ze het hele nieuwe Jeruzalem eveneens wegvagen.
Over de gehele breedte van de aarde, vanuit alle vier hoeken van de aarde, trekken ze op naar het nieuwe Jeruzalem. (Openbaring 20:8-9)
Ze verkeren in een overwinningsroes.

 

Vanuit het nieuwe Jeruzalem ziet Gods volk dit gebeuren.
De Rechter en allen die Hem daarbij mogen helpen staan klaar.
Maar het blijkt dat het merendeel van de aangeklaagden in opstand is gekomen.
Daardoor veroordelen zij zichzelf.
Ze moeten direct worden afgevoerd.
Daarop voert de hemelse legermacht van engelen hen allemaal af.
Hun vuurkracht is enorm.
Hun vuur drijft alle opstandelingen weg naar een plaats waar ze in bedwang worden gehouden.
Deze enorme engelenmacht staat daar garant voor.
Ze gebruiken zwavel en vuur.
Hun wil is wet.
Elk verzet wordt direct de kop ingedrukt.

 

Onder al die opstandelingen was ook Satan met zijn helpers aanwezig.
Zij ondergaan hetzelfde lot.
Tegen de hemelse legermacht kunnen zij niet op.
Zij worden definitief verslagen.
Zij worden eveneens afgevoerd naar de plaats waar zij in bedwang gehouden zullen worden.

 

Naar welke plaats worden Satan en zijn helpers, en alle opstandelingen afgevoerd?
Waar is die plaats, waar vuur en zwavel hen corrigeert?
Ik denk dat de nieuwe hemel en de nieuwe aarde een octaëdervorm krijgt.
Ik verwacht dat Satan en alle opstandelingen een plek krijgen aan de onderkant van die octaëder.
De glans van Gods heerlijkheid zullen ze zo ontberen.
Ze zullen in het ‘duister’ verder leven.
Alle opstandelingen hebben zojuist nog een onvergankelijk lichaam ontvangen.
Zij hebben een eeuwigheid voor zich liggen.
Zij zullen hun straf ondergaan.
Maar ja, is een eeuwige straf zinvol?
Is een eeuwige straf wel te rijmen met al Gods eigenschappen?

 

Uit het Oude Testament weten we dat God zijn volk uit Egypte, uit Zijn diensthuis heeft geleid.
Dat Egypte wordt in de Bijbel driemaal vergeleken met een smeltoven.
Dit lijkt wel heel erg veel op de omschrijving van de plek waarnaar Satan en al de opstandelingen worden afgevoerd; naar een vuuroven en naar een poel van vuur en zwavel.
Bij het maken van een isgelijkteken tussen smeltoven en vuuroven, kan je stellen dat Satan en alle opstandelingen belanden in een diensthuis. Ze ondergaan daar weliswaar hun straf, maar ze moeten ook dienen. Hun straf is en wordt zinvol.
Net zoals het volk van God toentertijd de Egyptenaren moesten dienen, denk ik, zullen nu de opstandelingen de heiligen moeten dienen.
Alles zal worden rechtgezet.

 

Bij de heiligen volgen hun werken hun na.
Maar ook bij de opstandelingen zal blijken dat hun goede werken ertoe doen.
Zij krijgen een rechtvaardig proces.
Ook de poel van vuur en zwavel kent vele gradaties.
De een zal veel zwaarder gestraft worden dan de ander.

 

Ik denk dat God veel rechtvaardiger zal oordelen dan een aardse rechter ooit heeft gedaan.
Ik denk dat God in positieve zin rekening gaat houden met:

  • ondervonden lijden
  • goede werken

 

Iedereen is strafwaardig. Het eten van de verboden vrucht leidde uiteindelijk tot de meest afschuwelijk misdaad: het kruisigen van een volkomen volmaakt mens, die mensen liefhad, die zieken genas en zelfs doden liet opstaan.
Met dat virus van het kwaad zijn we allemaal besmet. Allemaal strafwaardig.
Wie wedergeboren is, ontloopt de straf.
Wie daarentegen Christus verwerpt als Zijn verlosser en zaligmaker, die moet de straf zelf ondergaan.
Voor ondervonden leed en goede werken krijgt hij strafvermindering. (zie subhoofdstuk19.9)
Want God is barmhartig.
Ieder ontvangt een rechtvaardig oordeel.

In het bovenstaande heb ik veel teruggegrepen op wat ik al eerder naar voren heb gebracht.
In het hoofdstuk over ‘Het laatste oordeel’ heb ik veel tekstverwijzingen opgenomen.
Nu heb ik slechts enkele hoofdlijnen neergezet om het ‘lijden’ te verklaren.
Onverdiend lijden leidt, denk ik, tot strafvermindering.
Ik denk zelfs dat de strafvermindering zo groot is dat ongelovigen zullen zien: dat het ondervonden lijden hier op aarde opweegt tegen de strafvermindering die eeuwig doortikt.

 


19.10.4 God als Vader, die samen met Zijn Zoon eerlijk spel speelt.

God is liefde.
Die liefde zien christenen vooral terug in de relatie tussen Vader en Zoon.
De Vader en de Zoon hebben elkaar wederzijds lief.
Die liefde van de Zoon is merkbaar aan Zijn hele leven op aarde.
In het bijzonder in de laatste drie jaar, waarin Hij officieel optrad.
Tenslotte gaf Hij Zijn leven. Uit liefde.

 

Zijn kruisdood roept nog altijd vragen op.
Kan dat lijden andermans lijden wegnemen?
Kan Zijn kruisdood verzoening teweeg brengen?
Krijgt door Zijn lijden al het andere lijden zin?

Kortom, er zijn vragen te over.
Ik ga ervan uit dat God de Vader en God de Zoon eerlijk spel spelen.
Zij stonden aan het begin van de schepping.
Voordat ze alles schiepen bespraken zij alle consequenties.
Theologen hebben het dan over de Raad Gods.
Voor de grondlegging van de wereld hebben Vader, Zoon en Heilige Geest gesproken over het beoogde doel van de schepping.
Daarover wil ik later iets meer proberen te zeggen.
Maar eerst wil ik een relatie van een rijke vader en een goedwillende zoon uittekenen aan de hand van een verzonnen verhaal:

De zoon zit op een studentenvereniging en is net geslaagd voor een belangrijk tentamen.
Hij wil dit met zijn vrienden vieren. Hij hoort van zijn vader, dat het vakantieparkje dat hij bezit, juist die hele week leeg staat.
Hij vraagt zijn vader of het geen idee is om daar zijn feest te mogen geven.
Zijn vader is miljardair en doet het vakantieparkje erbij. Het parkje is op een prachtig eiland gesitueerd. Er staan 6 bungalows, elk met een zwembad. Verder is er een gemeenschapsgebouw.
Ideaal allemaal om daar een feest te geven.
Alleen vader doet niet aan verzekeringen. Dat kost alleen maar veel geld, terwijl de risico’s laag zijn.
Vader en zoon bespreken het idee.
Vader gunt zijn zoon dat feest. Maar hij ziet ook risico’s.
Hij oppert: Je mag drie dagen lang gebruik maken van het complex. Het daar aanwezige voedsel, drank en versnaperingen mag je ook gebruiken. Voor de was en het linnengoed hoef je ook niet te zorgen. Alles wordt geregeld. Alleen alles wat kapot gaat, moet hersteld worden. Daar moet je zelf garant voor staan. Jij hebt zakgeld genoeg om dat te kunnen. Ik schat in, dat als er iets kapot gaat niemand van jouw vrienden dat kan betalen. Dus ik houd jou er verantwoordelijk voor.
De zoon overweegt dit prachtige voorstel.
Alleen, hij loopt zo zelf wel enig risico.
Als zijn vrienden er een bende van maken, dan gaat het hem geld kosten.
Hij denkt na.
Zijn vrienden zijn overwegend heel sociaal. Hij kent de meeste van de studentenvereniging.
Dat zit wel goed.
Na die korte afweging stemt de zoon in met het voorstel van zijn vader.

Het wordt een groots feest.
Alleen iets te uitbundig. Enkele vrienden blijken partydrugs meegenomen te hebben.
Op een zeker moment gaat het van kwaad tot erger.
Vele van zijn vrienden keren zich zelfs tegen hem: het rijkeluis zoontje.
De zoon probeert nog enige orde te scheppen.
Enkele van zijn vrienden kiezen zijn kant.
Maar de rest gaat door. Het wordt allemaal nog veel gekker.
Op een gegeven moment ontstaat er brand.
Het ene huisje na het andere vat vlam.
Het hele complex brandt af.

Niemand van zijn vrienden komt om.
Maar ja, alles moet worden hersteld.
Hoe doe je dat?
Als ik zelf alles betaal, denkt de zoon, dan vervreemd ik mij van mijn vrienden.
Dan zullen ze wel denken dat het kennelijk niet zo erg was.
Of nog erger: Ze zouden kunnen gaan denken dat ik een doetje bent.
Nee, ik moet een deel van de kosten op hen proberen te verhalen.
Ik zal de kosten berekenen en hen daarmee confronteren.
Ik zal hen die berouw tonen en van plan zijn mij terug te willen betalen, alles kwijtschelden.
Ik zal hen die alle schuld ontkennen en niets willen terugbetalen, hard aanpakken.
Ik zal beslag laten leggen op hun schamele bezittingen.
Hun schuld zullen ze moeten voldoen.

Later bespreekt hij deze aanpak met zijn vader.
Vader vindt het een goed plan, maar de herbouw moet direct beginnen.
De zoon zal dit herstel uit zijn eigen zak moeten voorfinancieren.


De relatie tussen God de Vader en God de Zoon is complex en veranderlijk.
Veranderlijk, omdat de Zoon moet leren.
De Vader weet meer dan de Zoon.
De Vader heeft het overzicht. Hij heeft voorkennis.
Dit maakt het, dat wij de relatie tussen de Vader en de Zoon moeilijk kunnen begrijpen.
Nog moeilijker voor ons wordt het om in die relatie ook de Heilige Geest een plaats te geven.
Maar we weten wel dat zij, met zijn drieën, het scheppingplan hebben voorbesproken.
Ze hebben de risico’s van te voren ingeschat.

 

Risico’s?
Dat kan toch niet!
God is toch alwetend. Hij heeft toch alles voorzien. De zondeval, het kruis!
Juist dat betwijfel ik.
Ik heb er al eerder iets over geschreven.
Ik denk dat God in scenario’s heeft gedacht, in vele miljarden scenario’s.
Binnen enkele van die scenario’s zou dan de zondeval en het kruis voorkomen.
Dat waren dan de minder goede scenario’s.
Maar zelfs via die scenario’s zou het uiteindelijk plan gerealiseerd kunnen worden.
God heeft al die mogelijke scenario’s doorgerekend en daarvan de risico’s ingeschat.
Hij heeft bewust niet willen kiezen voor één enkel scenario, omdat Hij de mens een echte keuzevrijheid gunde.
Binnen dat raamwerk van die miljarden scenario’s mocht de mens zijn gang gaan.
God schiep de mens zo dat deze echt kon kiezen. Echt kon liefhebben.
Maar ook zo dat de mens kon zondigen.
De mens kon in opstand komen tegen Zijn Heer.

 

Binnen de drie-eenheid zijn al deze scenario’s besproken.
Ik denk dat God wèl alles kan weten, maar niet alles wil weten.
Vandaar dat denken in scenario’s.
Bij het nadenken over de eindtijd, werd ik gedwongen om in scenario’s te denken.
Scenario’s, die allemaal mogelijk zijn.
Vandaar dat de wederkomst van Christus altijd verrassend zal zijn.
God is niet eentonig.
God houdt van sprankelende levendigheid.
De nieuwe hemel en de nieuwe aarde zullen dan ook bruisen van die levendigheid.
Iedereen zal zich verder kunnen ontplooien.
Tal van verrassende ontwikkelingen zullen zich aandienen.
Zo is God.
Zo was God.
God laat diverse ontwikkelingen, binnen een vastgesteld raamwerk,  op Zich afkomen.
Zo ook de zondeval.
Die was voorzien, maar niet noodzakelijk.
Die was voorzien als één van de talloze scenario’s.

 

Binnen de drie-eenheid zijn over de zondeval, mocht het gebeuren, afspraken gemaakt.
De Zoon zou in dat geval mens worden.
Hij zou dan de tweede Adam worden om recht te zetten wat de eerste Adam had kapot gemaakt.
Daartoe zou Hij onder andere:

  • een voorbeeldig zondeloos leven moeten leiden.
  • de boodschap van redding moeten uitleggen en verankeren.
  • de gevallen mens moeten vrijkopen van Satan.
  • de relatie tussen mens en God nieuw leven inblazen.
  • moeten sterven om als eersteling te kunnen opstaan.

 

Binnen de drie-eenheid zijn alle afspraken in grote eensgezindheid gemaakt.
De taken zijn eerlijk verdeeld.
Het is niet zo dat de Zoon buiten proportioneel is belast.
Om dit toe te lichten wil ik teruggrijpen naar het verzonnen verhaal van die vader en zoon, waarbij het vakantiecomplex uitbrandde. Het kostte die zoon geld. Geld wat hij oorspronkelijk van zijn vader had gekregen, maar dat hij opgespaard had. Die zoon gaf eigenlijk iets weg van wat hij in feite gekregen had.


Christenen weten dat Jezus zijn leven heeft gegeven voor alle mensen, voor allen die in Hem geloven, voor de verzoening tussen God en mens. (Romeinen 5:18)
Alleen, als we dit zo zeggen, dan moeten we wèl denken aan de twee naturen van Jezus.
Jezus heeft de menselijke natuur aangenomen. Hij is geboren uit de maagd Maria. Dit wonder beklemtoont het feit dat de Heilige Geest daarbij betrokken was.
Tegelijkertijd bleef Jezus God de Zoon.
Aan het kruis bleef Jezus, als God de Zoon in leven.
Alleen Jezus, als mens, stierf aan het kruis.
Jezus gaf zo zijn leven.
In feite gaf Jezus zijn natuurlijke leven weg, dat hij 33 jaar daarvoor ontvangen had.
Dit leven gaf Hij weg om na drie dagen als eersteling op te staan.
Om op te staan met een verheerlijkt lichaam.

 

Jezus heeft de Satan overwonnen.
Hoe?
We weten dat Adam gevallen is door aan de verleidingen van Satan tegemoet te komen.
Daardoor sleurde Adam de hele schepping in zijn val mee.
Alles raakte uit balans. De aarde scheurde en kreunde.
De dood ging heersen.
Het ging van kwaad naar kwaad.
Hoe kon deze ontwikkeling worden gestuit?
Als ik Gods plan goed heb begrepen kon dit slechts door Jezus, die dan onder de meest afschuwelijke omstandigheden de verleidingen van Satan moest weerstaan.
Dat is als eerste gebeurd tijdens de verzoekingen in de woestijn, en daarna definitief aan het kruis.
Jezus werd uitgelokt om van het kruis af te komen.
Zijn hele lichaam schreeuwde op dat moment van de pijn.
Met een daad zou Hij van die pijn verlost kunnen zijn.
Met een daad had Hij alle omstanders kunnen laten zien dat Hij werkelijk alle macht heeft.
Een enkele daad! Wat een verleiding!
Of toch niet?
Ik weet het niet zeker.
Enerzijds is het natuurlijk een reële verleiding, maar anderzijds hield Jezus zijn oog gericht op de toekomst. ‘Heden zult Gij met mij in het paradijs zijn’, had Hij net gezegd.
‘Over drie dagen zal ik opstaan’, had Hij al veel eerder zijn discipelen laten weten.
Jezus wist waar Hij mee bezig was.
Hij gaf aan de verleiding niet toe.
Zo overwon Hij Satan.

 

Terugkijkend weten we wat Jezus voor ons en voor de wereld heeft gedaan.
We weten nu al zo ongeveer waar Hij naar toe werkt.
Veel daarvan is ons geopenbaard.
Maar was dit allemaal bekend tijdens de Raad Gods, die aan de schepping vooraf ging?
Hebben alle deelnemers dit geweten? Tot in het detail?
Ik denk het niet.
Ik denk dat alle miljarden scenario’s in hoofdlijnen zijn besproken.
Vooral de mindere scenario’s hebben daarbij alle aandacht gekregen.
Zeker ook al die scenario’s waarbij een zondeval in voorkwam.
De oplossingen zijn eerlijk onder ogen gezien.
Daarbij is, denk ik, uitgegaan van de volgende twee fundamentele morele uitgangspunten:

  • wie geeft, die ontvangt meer terug dan hij gegeven heeft.
  • al het kwade moet meewerken ten goede.

 

Deze fundamentele morele principes zouden niet alleen gelden voor al Gods kinderen, maar ook opgaan voor de Zoon van God.
Als de zondeval zich zou voordoen, en de Zoon van God zou dan het herstel op zich nemen, dan zou Hij daarvoor worden beloond. Ook al het kwade wat de Zoon bij die herstelwerkzaamheden zou ondervinden zou uiteindelijk allemaal meewerken ten goede.
De heilige drie-eenheid heeft alles tijdens de Raad Gods overwogen en daarna met grote eensgezindheid besloten tot de schepping.
Elk scenario zou hoe dan ook leiden naar een schitterende toekomst, naar een uiteindelijk samengevoegde aarde en hemel waar God onder de mensen zal verkeren.
Naar een woonomgeving voor de liefdevolle God die veel mooier is dan de huidige.
God houdt van vooruitgang.

 

God de Vader heeft door God de Zoon met behulp van God de Heilige Geest alles geschapen.
God de Vader is boven de tijd blijven staan.
God de Zoon is in de tijd gekomen, en later in de wereld toen Hij de menselijke natuur aannam.
God de Zoon heeft, naar Zijn menselijke natuur, geleden.
Als mens heeft Hij alle zondeschuld gedragen.
Als mens heeft Hij ondraaglijk geleden.
Als mens is Hij daarna verhoogd, naar de hemel teruggekeerd en heeft alle macht ontvangen.
Hij is uitermate beloond.
Hij regeert nu over twee koninkrijken, één in de hemel en één op aarde.
Zijn koninkrijk in de hemel, het in aanbouw zijnde nieuwe Jeruzalem, is al helemaal vol van vrede.
Zijn koninkrijk op aarde kent nu zowel vrede als vijandschap.
God heeft nog geduld met mensen. Hij geeft ze nog de gelegenheid om te kiezen.
Maar de jongste dag is nabij.
Dan zal ook deze oude aarde helemaal vernieuwd worden.
De nieuwe aarde en de nieuwe hemel zullen samengevoegd worden.
Dit zal gebeuren tijdens de neerdaling van het nieuwe Jeruzalem.
Dan zal het overal vrede zijn.
Dan zal de Zoon terugkijken op een geslaagde onderneming.
Dan zal de heilige drie-eenheid terugkijken op een geslaagd project.
Alles is goed gekomen, alles is goed.

 

Dan zal God de Vader een welbevindingsgesprek aangaan met God de Zoon.
Samen zullen ze terugkijken en de balans opmaken.
De Vader zal vragen: ‘Stel dat je vooraf geweten had wat je nu door ondervinding weet, zou je dan nu kiezen voor het plan wat we toen gezamenlijk voor ogen hadden?’
De Zoon antwoord: ‘Ja Vader, het was meer dan de moeite waard. Ik heb veel geleerd, geleden en genoten. Ik heb veel geweldige broers en zussen ontvangen. Al de opgedane ervaringen door Mij en door hen vormen een goede start voor alles wat gaat volgen.’

 

Tot zover even mijn beeldvorming over het lijden van Jezus Christus.
Dit beeld is niet compleet. Er zou veel meer over te zeggen zijn.
Alleen heb ik nu het ‘lijden’ van Christus een plaats willen geven.
Ik heb geprobeerd dit ‘lijden’ niet al te groot te maken, want anders zou dat de andere eigenschappen van God gaan overheersen.
Ik heb het ‘lijden’ vanuit de Bijbel proberen te verstaan als iets effectiefs, als iets wat zinvol is.
Uiteindelijk, denk ik, zal op de jongste dag blijken dat al het lijden zin had dan wel nog zin krijgt.
Want na de jongste dag heeft het ondervonden lijden ook nog zin.
We kunnen terugkijken.
De eretekenen van het lijden blijven immers zichtbaar in de handen van Jezus.

 

19.10.5 God, die met al zijn kinderen een welbevindingsgesprek aangaat.
Eens liep God in de avondkoelte, samen met Adam en Eva door het paradijs.
Eens zal God met elk van zijn kinderen door het nieuwe paradijs lopen.
Door het parkachtige nieuwe Jeruzalem.
Hij zal op een gegeven moment met ieder een welbevindingsgesprek aangaan.
Vader en kind wisselen daarbij allerlei gedachten uit.
Het kind heeft heel wat meegemaakt, en Vader weet dat.
Er over praten zal een feest zijn, als beiden tenminste met een goed gevoel terug kunnen kijken.
En dat zal zeker zo zijn.
Want de Vader doet elk kind recht.
Alle ondervonden moeiten zijn en zullen worden gecompenseerd.
Alle geloofsinspanningen zijn en zullen worden beloond.
Vader heeft alle mogelijkheden in handen.
Uit liefde zal Hij elk kind precies dat geven waar het recht op heeft.
Zo zal elk kind tot zijn, tot haar recht komen.

 

In het hoofdstuk over ‘het laatste oordeel’ heb ik iets proberen te zeggen over het welbevindingsgesprek tussen Job en zijn HEER.
Ik heb dat gesprek bedacht, om zo na te kunnen denken over ons eigen eindoordeel over
al het ondervonden lijden.
Ik heb toen Job de volgende woorden in de mond gelegd: ‘HEER, alles overziend hebt U mijn leven schitterend geleid. Dat ondanks alle beproevingen. Ik wil met geen ander ruilen, want het leven wat U mij gaf is leerzaam en enerverend geweest. Het paste bij mijn karakter, het was goed.’

 

Job heeft veel geleden, maar hij kreeg al tijdens zijn leven veel compensatie.
Dat was bij nader inzien slechts een voorproefje.
Tijdens zijn nieuwe leven zal verder alles rechtgezet worden.
God is immers rechtvaardig.
God zal dan al het ondervonden lijden meer dan goed maken.
God zal hem verhogen en hem precies dat geven wat zijn lijden compenseert.
God zal het lijden omzetten in gejuich.
Tijdens dat proces houdt God met elk van zijn kinderen welbevindingsgesprekken.
Hij rondt alles perfect af.

 

Tenslotte zal het worden, zoals Paulus dat al mocht opschrijven in 1 Korintiërs 15:28:

“En op het moment dat alles aan Hem onderworpen is, zal de Zoon zichzelf onderwerpen aan Hem die alles aan Hem onderworpen heeft, opdat God over alles en allen zal regeren.”


De Studiebijbel tekent bij deze tekst het volgende aan: ‘Dankzij het feit dat de Zoon als middelaar opgetreden is tussen God en de mensen lijkt het alsof de manier waarop de drie-enige God zich openbaart in onbalans is, omdat de Zoon als het ware vooruitgeschoven werd. Als alles vervuld zal zijn, zal ook dit evenwicht hersteld worden. De Zoon die in de drie-eenheid gelijk is aan de Vader, zal zich onderwerpen aan de Vader en zo zal God als de drie-enige, Vader, Zoon en heilige Geest, over alles en allen regeren.

 

> Naar hoofdstuk 20: 20. Nawoord met verantwoording, samenvatting en afronding